Lieve Stella,
Mopperen op het weer is een geliefde bezigheid in Nederland en daar is ook wel reden toe. Het is geen koude, maar wel een kletsnatte druilwinter. De afgelopen week hebben we drie stormen achter elkaar over ons heen gehad en bakken met water. Het achterdeel van de tuin, waar het laagste punt is, heeft een paar dagen onder water gestaan omdat de grond het vocht niet meer opnam. Het waait nog steeds hard. Gisteren zagen we even de zon, maar nu is het alweer aan het regenen en zo langzamerhand word ik beroerd van al dat windgeloei in de schoorstenen. Tot zover het weerbericht. Als we vanuit Griekenland terugreisden naar Nederland was je altijd wat somber gestemd en zei je 'we gaan weer terug naar de schimmel'. Daarmee bedoelde je niet het paard van de heilige Nicolaas, maar de van het vocht groen uitgeslagen stoeptegels in Dordrecht.
Door de tweede storm, afgelopen vrijdag, heb ik zelfs een promotieplechtigheid aan de UvA in Amsterdam gemist. Vanaf twee uur 's middags reden er geen treinen meer. Toen ik dat 's morgens op de radio hoorde, vond ik het schromelijk overdreven. Nederland is weer eens nodeloos in paniek, dacht ik boos, maar achteraf bleek het een verstandig besluit. Ze zijn ruim twee dagen bezig geweest voor de schade aan het spoor was hersteld en je zou maar net in de wagon zitten waar een boom op valt. Ogenschijnlijk hebben we geen schade aan het huis. Wel zag ik op een gegeven ogenblik twee lege bierkratten door de tuin vliegen. Die heb ik toen toch maar even in de schuur gezet en daarna besloten dat ik maar niet naar het stamcafé moest gaan lopen of fietsen.
De thuiswedstrijd van FC Dordrecht werd ook uitgesteld, dus het werd een avond thuis. Geen rustige, vanwege het gedaver en geloei van de storm, maar wel lekker met een boek: Client E. Busken van Jeroen Brouwers, een monoloog van een man die zeer tegen zijn wil wegens dementie in een gesticht is opgenomen. Ik word er niet vrolijk van, maar ik moet om sommige passages wel erg lachen. Ik ben ongeveer halverwege, dus verwacht van mij nog even geen gefundeerd oordeel, misschien heb ik het over een paar hoofdstukken wel gezien, of kom ik aan het eind tot de conclusie dat het een magistraal 'werk van letterkunde' is, zoals Gerard Reve zou zeggen. Mocht het mij ooit overkomen dat ik in zo'n gesticht moet worden opgesloten, dan moeten ze me maar snel een spuitje geven, of op de bovenste verdieping installeren, vanwaar ik met een rolstoel in volle vaart de trappen af kan tuimelen om daarbij hopelijk mijn nek te breken.
Sinds ik na het breken van mijn voet het ligbad heb laten vervangen door een inloopdouche, wat het nemen van een stortbad aanzienlijk vergemakkelijkt, zie ik op Facebook steeds advertenties voor trapliften. Hoe weet Facebook dat ik een trap heb? Ik wil nog helemaal geen traplift al is het geen gek idee voor de toekomst, als ik moeite zou krijgen om boven te komen. Er is de laatste tijd in de poliothiek gedoe over ouderen die te groot zouden wonen en daarom maar moeten ophoepelen uit hun huis naar een bejaardenflat of iets van dien aard, om wat aan de woningnood voor jongeren te doen. Ze denken toch niet dat ik van de pot ben gerukt? In de eerste plaats ben ik nog lang geen bejaarde, zou ik niet weten waar ik met al onze boeken naartoe zou moeten en ze denken toch niet dat ik dertig jaar krom heb gelegen om de hypotheek af te lossen en nadat dat is gelukt ergens anders ga wonen? Zolang de buurt blijft zoals hij is en ik niet een kabaalmakend stel psychopaten naast me krijg, ben ik van plan hier tot het bittere einde te blijven.
Morgen zijn we af van de meeste coronamaatregelen, je moet alleen nog een mombakkes voor in het openbaar vervoer. In de kroeg mag ik dus in de menigte aan de toog hangen zonder zo'n benauwend ding waarvan ik bovendien huiduitslag krijg, maar in de trein of bus moet de lap nog op. Snap jij het? Ik las in de krant dat een mevrouw van de NS-directie meent dat ze dat niet aan haar reizigers kan uitleggen. Begrijp ik, maar ik dacht wel: 'Mens zeg dan tegen je conducteurs dat ze de passagiers er niet meer op moeten aanspreken. Ben je een hoop ellende en agressie kwijt'. Er is niks tegen dat mensen die zich veiliger voelen achter een masker dat gewoon opzetten, vrijheid blijheid, maar val mij er niet meer mee lastig.
Vrijwel iedereen in mijn naaste omgeving heeft in de afgelopen weken een covidbesmetting opgelopen, maar gelukkig is niemand er nog erg ziek van geworden. Al een keer of drie zat ik urenlang naast iemand in de kroeg die een dag later liet weten dat hij of zij 'positief' was. Nou, dacht ik dan, voor het geval dat maar weer wat zelftestjes aanschaffen, maar tot nu toe heb ik nergens iets van gemerkt. Ja, ik moet 's morgens als ik opsta een paar keer niesen, maar dat moet ik al veertig jaar, dus daar hoef ik me niet druk om te maken. Waarschijnlijk ben ik gewoon een heel negatief type, of heb ik, anders dan in de loterij, ook eens geluk, maar dat kan natuurlijk, net als met het weer, zomaar veranderen. We merken het wel. Nu hebben we het toch weer over die covid-toestanden die ik het liefst zo snel mogelijk verdring. Coronapandemie? Nooit van gehoord.
Met het literair dagboek waarover ik je in mijn vorige brief schreef, ben ik gevorderd tot de terugkeer van mijn eerste bezoek aan jou in Griekenland, in oktober 1987. De laatste ochtend, voordat we gingen lunchen, waarna jij me naar het vliegveld bracht, plukten we olijven van de boom voor het buitenhuis van je vriendin Tilly. Jij hebt die toen voor consumptie geschikt gemaakt en met Kerst meegenomen naar Dordrecht. Geen idee hoe je dat deed, iets met zout of zuur, maar niet met zoutzuur, dat weet ik zeker. Ik hield helemaal niet van olijven, maar daarna ineens wel. Een van de dingen die jij me hebt leren waarderen. Je maakte ook geweldige likeuren, soms komt de smaak daarvan nog weleens spontaan naar boven. Ik vloog die dag via Zürich naar Amsterdam, een reis geboekt bij Holland International. Die hadden de twee terugvluchten op één coupon gezet, zo ging dat in die tijd, die in Thessaloniki werd ingenomen door een baliekluiverinnetje dat niet goed uit haar doppen keek en wist ik veel? Zo vaak had ik nog niet gevlogen. Enfin, het was nog even spannend bij de Zwitsers of ik wel mee mocht, ze moesten daar zelfs voor naar Thessaloniki bellen, maar uiteindelijk is het gelukt. Toen kreeg je nog net zoveel wijn of whisky in het vliegtuig als je wilde, alles inbegrepen bij de prijs.
Dat buitenhuis, hoewel niet al te proper en wat klam, want er was wekenlang niemand geweest, had Tilly zelf gebouwd. Niet met haar eigen handen, maar ontworpen als architecte. Het was heel aardig dat we daar konden verblijven, maar ze was meer van het tekenbord dan van de poetsdoek. Ze ontwierp ook het nieuwe huis van je vader in het dorp in de bergen, waar we ons later weleens een paar weken terugtrokken. Dat huis is nu sterk in verval, niemand van de familie meer die er regelmatig komt. Ik ben ook lang niet geweest, wat ook te wijten is aan het ontbreken van openbaar vervoer. Of ik moet in Thessaloniki een auto huren of een taxi nemen, want met de bus, die drie of vier keer per dag rijdt, word je langs de grote weg afgezet, in de buurt van het wegrestaurant van achterneef Takis en vandaar is het nog ruim uur lopen, helling op. En wat moet ik daar alleen, behalve een altijd ergens wel lekkende kraan repareren, want je weet het: Griekenland loodgietersland, daar kun je over meepraten!
In gedachten, altijd,
Kees
Dordrecht, 24 februari 2022
Foto: auteur