vrijdag, augustus 26, 2022

Advizeurkousen




Lieve Stella,


Een paar dagen geleden zat ik op een terras in Schiedam, tegenover het huis waarin de dichter Piet Paaltjens, die eigenlijk François Haverschmidt heet, zich in 1894 verhing. Hij was depressief aangelegd en wellicht kon hij het overlijden van zijn vrouw, een drietal jaren eerder, niet verwerken. Zoals je weet ben ik niet zo'n depressief type, al is het tegenwoordig moeilijk in het bananenkoninkrijk Nederland om niet zo nu en dan in diepe somberheid te verzinken. Al die affaires en crises waar een kennelijk incapabele, gedesorganiseerde overheid en een tamelijk amechtige regeringscoalitie ogenschijnlijk machteloos tegenover staan. De hoofd-, zij het niet de enige, oorzaak: het geloof in het neo-liberalisme, waar in 2012 ook de PvdA in meeging, toen Diederik Samsom in recordtempo een akkoord sloot met de VVD van Mark Rutte. Ik en velen met mij hadden bij die verkiezingen juist op de PvdA gestemd om af te zijn van Rutte als premier en de desastreuze gedachten die in zijn kringen leefden over het heil van de marktwerking. Marktwerking is sociale afbraak en kaalslag is inmiddels gebleken, maar het verderfelijke geloof erin is nog immer niet uitgeroeid. Enfin, het heeft tien jaar geduurd voor ik weer eens een stem op de PvdA heb uitgebracht en dan alleen nog maar omdat mijn oud-leerlinge Sadet Karabulut ermee ophield als Kamerlid. Ik vond haar als parlementariër erg goed, jammer alleen dat de SP eigenlijk helemaal mijn partij niet is. Ze assisteert nu de burgemeester van Amsterdam in het besturen van Blowcity. Ik wens haar veel succes daar op die mestvaalt.


Ik houd erover op. Er zijn leukere dingen om het over te hebben, het afluisterschandaal in Griekenland, om maar eens iets te noemen. Vandaag moet premier Mitsotakis daarover op het matje komen bij de vouli, het Griekse parlement. Of dat iets uit gaat halen? Ik vrees van niet, het is daar altijd een geschreeuw van jewelste en van wol weinig sprake, maar ik kan niet in de toekomst kijken. Ik roep altijd dat historici beter geen toekomstvoorspellingen kunnen doen, dus ik waag me er niet aan, al zou het me niets verbazen als er uiteindelijk in de praktijk weinig verandert. In de vijfendertig jaar sinds ik jou heb leren kennen, heb ik in Griekenland een aaneenschakeling van schandalen de revue zien passeren. In het begin dacht ik nog naïef: dat kan bij ons niet gebeuren, maar dat blijkt dus geheel anders te liggen. Ik had het kunnen weten, wellicht al sinds de Lockheed affaire, maar het is net als bij een schilderij: hoe dichter je er met je neus op staat, hoe minder je ervan ziet.


Wat ik in Schiedam deed? Met Thijs en Han een bezoek brengen aan het Stedelijk Museum, waar een tentoonstelling is van installaties van Zoro Feigl. Hij laat onder meer water naar boven stromen en in een soort vliegende schotel kogeltjes heen en weer rollen, zodat het lijkt of je naar een zwerm spreeuwen kijkt. Technisch wel knap en goed bedacht, ik zou er niet op komen, maar of het kunst is? Geen idee, eigenlijk, maar ik vond het interessant om te zien. Daarna zijn we naar het Jenevermuseum gegaan. Dat was het hoogtepunt van het bezoek, dat we hebben afgesloten met een jeneverproeverij in de tuin. Arme Han. Hij moest rijden en kon dus maar minimaal proeven. Daarna wilden we wat eten en zo kwamen we terecht bij de openbare bibliotheek, die tegelijkertijd een aangename horeca-uitspanning is, aan de Lange Haven, tegenover dominee Haverschmidt. Eigenaardig eigenlijk, een dominee die zich verhangt, want ik meen me te herinneren van de zondagsschool dat de hand aan jezelf slaan 'de Heere een gruwel is'.


Ik kom zelden in Schiedam. Ik ben, meen ik, één keer eerder in het Stedelijk Museum daar geweest, bij een tentoonstelling van Jan Schoonhoven, die allemaal stukjes wit karton op de meest eigenaardige wijze aan elkaar had gelijmd, of liever: door medewerkers aan elkaar had laten lijmen volgens zijn aanwijzingen, en daar ongehoord veel geld voor ving. Dat is hem gegund, maar kunst? De tijd zal het leren. Ik was er toen met Gerard Bouma, die een enorm liefhebber van Schoonhoven is en zijn hele leven al betreurt dat hij, toen de Schoonhovens nog niet als geniale kunst waren ontdekt en dus nog betaalbaar, geen geld had om er eentje aan te schaffen. Ja, we waren jong en arm. Toen ik begon als schoolmeester, waarvoor je toch een HBO-opleiding moest doen, verdiende ik in het begin 1250 gulden in de maand, meen ik, dat is nog geen 570 euro, maar toen was het 1974 en kostte een pilsje nog 75 cent. Vroeger was alles beter, als je op licht gevorderde leeftijd raakt, ben je steeds meer geneigd dat te roepen. Gelukkig zijn er knappe historici die nu en dan met die gedachte afrekenen. Wat ik eigenlijk wilde zeggen: we hebben een wandelingetje gemaakt door het, bescheiden, historische centrum van Schiedam, dat er onverwacht schilderachtig uitziet, al heeft het bij lange na niet de grandeur van het Dordtse historische havengebied. 


Door dat havengebied heb ik onlangs weer enkele groepen toeristen rondgeleid. Beweging is goed tegen de ischias en je houdt je eigen kennis van de stadshistorie er goed door bij. Tel daar bij op dat ik met Guus nog steeds onderzoek doe bij het stadsarchief of in het Augustijnenhof en ik ben bijna rijp voor stadshistoricus. Een stadsarcheoloog, een stadskunstenaar, een stadsdichter en een stadshistoricus, die lijken me heel wat nuttiger voor de gemeenschap dan de zogenaamde welstandscommissie, die onlangs weer heeft zitten zeiken over de markiezen die boven de terrassen van brasserie De Witt, in het gebouw waarin ook De Movies zit, zijn gepland. Die zouden niet passend zijn en ook de lichtreclame van De Witt vonden ze te fel. Op de tekeningen staat het allemaal heel voornaam en het klopt geweldig bij de geschiedenis van het pand: van Clarissenklooster, via Latijnse en Franse school naar kantoor voor de Keuringsdienst van Waren en Bouw- en Woningtoezicht tot het hoofdkwartier van de stichting Culturele Educatie (nu ToBe) en toen die zonodig het centrum uit moest naar het Energiehuis, tot De Movies en daarbij nu een mooie brasserie met een terras waardoor dat stukje centrum aangenaam tot leven komt. Maar nee, dat clubje dat er wel voor was om een stuk uit het monumentale hek van het museum te breken (zij het tijdelijk, alleen wist niemand nog hoe tijdelijk) om daar een boot doorheen te trekken, heeft iets tegen de markiezen. De laan uit met die nutteloze advizeurkousen!


Er was onlangs trouwens ook iemand die begon te zeuren over de naam De Witt, want ja, het slavernijverleden. Donder toch op man, dacht ik. Ja, Johan de Witt en iedere bestuurder uit de 17e eeuw heeft daar indirect (of soms direct, toegegeven) weleens mee te maken gehad. Dan kun je dus helemaal niets meer vernoemen naar iemand uit het verleden. Voor zover ik weet had Johan de Witt er geen directe bemoeienis mee, anders dan zijn half criminele schoonzoon Simon van Halewijn, die een paar plantages in Suriname bezat, maar je kunt mij ook niet verantwoordelijk houden voor het gedrag van mijn schoonzoon, zou ik die hebben. Ach, ik houd erover op, want anders begint het achterlijke geroep op Twitter weer. Daar ga ik trouwens binnenkort vanaf, ik ben al dat getetter goed zat.


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 26 augustus 2022


Foto: auteur





zaterdag, augustus 13, 2022

Makkelijk praten




Lieve Stella,


Op 11 augustus heeft Monique Blom haar theewinkeltje in de Dordtse Nieuwstraat definitief gesloten. Het was financieel niet meer vol te houden, ondanks al die leuke spullen die ze verkocht, de prettige sfeer die er heerste en met de bijna altijd vrolijke Monique, ondanks het feit dat ze heel jong en totaal onverwacht weduwe werd. Jarenlang kocht ik er mijn koffie en thee en niet omdat zij en haar dochter Solange oud-leerlingen van me zijn, maar omdat die thee en koffie eenvoudigweg voortreffelijk smaken. Ik ben allesbehalve zo'n Nederlander die zijn eigen aardappelen en bakolie meeneemt naar het buitenland, maar als ik naar Griekenland ga, reizen er altijd wel een paar pakken koffie van Monique mee. Ook kocht ik er meestal de cadeautjes die ik meeneem voor vrienden en familie en Griekenland. Dat deden we in het begin samen, tot jij overleed. Achttien jaar heeft Monique de zaak gehad. Begonnen als hobby, als de kosten er maar uitkwamen, maar toen haar man plotseling overleed stond ze voor zware tijden en tenslotte moest ze stoppen. Jammer, jammer, maar gelukkig houdt ze nog wel haar webwinkel, dus ik hoef niet van koffie- en theemerk te wisselen en ik kan de bestellingen gewoon in de Nieuwstraat, op het vertrouwde adres blijven ophalen. 


Op de laatste middag gaf ze een soort van afscheidsreceptie, waarbij ik haar, als aardigheidje, een exemplaar van Het is er niet van gekomen cadeau heb gedaan. Toen realiseerde ik me, dat het alweer zeven jaar geleden is dat ik brieven aan jou begon te schrijven. Weer begon te schrijven, want ergens in mijn archief liggen nog de brieven die we elkaar stuurden in de twee jaar na onze kennismaking toen jij nog woonde en werkte in Griekenland. Toen lag er nog een grootse toekomst voor ons, dachten we. Nu is die toekomst veranderd in een almaar groter wordend verleden en een onbekend, maar steeds kleiner wordend stukje toekomst met vragen als: Ga ik het nog meemaken dat de bom valt, of blijft me dat bespaard; kan ik deze winter de energierekening nog wel betalen en ben ik er nog als het land onvermijdelijk onder water loopt? 


Ik werk, al gaat het tergend langzaam, aan een volgend deel van mijn serie literaire dagboeken en besef al lezend en selecterend dat ik in de jaren tachtig ook al pessimistisch naar de toekomst keek, een pessimisme dat grotendeels verdween toen ik jou leerde kennen. De jaren tachtig waren er ook wel naar met al die verwoestende bezuinigingen in het onderwijs. De resultaten zie je aan de generatie die nu aan de macht is. Een verontrustend groot aantal van onze politici lijdt aan zelfingenomen overschatting van de eigen kwaliteiten, heeft weinig intellectuele bagage en kijkt zelden verder dan de neus lang is. Ja, dan krijg je de ene onopgeloste affaire na de andere. Nederland: een van de rijkste landen van de wereld, maar op organisatorisch gebied inmiddels een bananenkoninkrijk. Ik mag niet klagen, ik kan voorlopig nog iedere dag in de kroeg een borrel halen en verkondigen dat na mij de zondvloed toch wel komt. 


Ik heb natuurlijk makkelijk praten. Ik heb geen kinderen op de wereld gezet, althans niet dat ik weet, en slechts enkele nichtjes over wiens toekomst ik me druk hoef te maken, al hebben die mij niet nodig, denk ik. Ze redden zichzelf wel. Voorlopig, als de conflicten in de wereld niet verder uit de hand lopen en Donald Trump niet nog een keer gekozen wordt als president van de VS, dat krankzinnige land waaraan wij tweeën zoveel te danken hebben, maar dat met open ogen op een tweede burgeroorlog afstevent. Als ik de waanzin hoor die de aanhang van Trump uitkraamt, moet ik heel erg aan de jaren dertig van de vorige eeuw denken, al zijn historische analogieën meestal meer vertroebelend dan verhelderend. Wat kun je verwachten van een samenleving waarin meer dan dertig miljoen verdoolde geesten geloven in 'de eindtijd', waar te pas en te onpas 'God bless the United States of America' wordt geroepen, waar de problemen tussen arm en rijk, haves and have nots, gekleurd en blank nog niet een begin van een oplossing hebben en waar het kiesstelsel zo achterlijk is dat een oerconservatieve minderheid van bijgelovige runderen mensenrechten als dat op abortus kunnen afschaffen. Pas op: ook in Nederland is abortus nog steeds niet uit het wetboek van strafrecht gehaald en ook hier zijn er Jezusgriezels die vrouwen bij abortusklinieken lastigvallen. Ik moet mij niet vergalopperen, het is vandaag prachtig weer en lekker warm. Graadje of dertig met zoele avonden, het Griekse weer waarvan ik nogal houd. Ik kan beter tevreden een sigaartje gaan roken op de veranda, met een cognacje erbij, maar grote kans dat dan de schaduw van mijn cardiologe opdoemt en het ineens niet meer smaakt.


Over Amerika gesproken, daar is onlangs onze vriend Kees Zijderveld overleden, 'de heer Zijderveld' uit mijn literair dagboek, die ik ook al bijna een leven lang kende. Aan corona hoorde ik via via, maar die via via had een broer van Kees gesproken, dus die zal het wel weten. Kees heeft indertijd de hemel verdiend als mantelzorger tijdens de ziekte van Lupius, maar na de dood van Gerrit woonde hij voornamelijk bij zijn zoon in Californië. Die zoon is daar iets bij de brandweer, meen ik, altijd werk dus. Behalve goede vriend was Kees ook onze klusjesman. Zo iemand die alles kan maken wat hij ziet en die ook heel netjes kon schilderen. Hoewel hij sinds de covid-uitbraak niet meer in Nederland is geweest en ik hem dus al een jaar of drie niet meer heb gesproken, zal ik hem missen. Als hij over was uit de VS om even een paar maanden te verblijven in zijn knusse huisje in een Dordts hofje, kwam hij regelmatig 'een bakkie doen'. 


Dat is er bij onze vriendenkring trouwens bijna helemaal uit, dat spontaan langslopen. Alles moet tegenwoordig vooraf via de telefoon of liefst de 'ep' worden afgesproken en geregeld. Mijn hemel, wat had jij daar een hekel aan. Dat een vriendin belde met 'heb je zin om koffie te drinken?' en jij zei 'over een half uurtje?' Nee, dan was het de bedoeling dat je je agenda pakte, want 'ik heb over twee weken een gaatje'. Daar heb je nooit aan kunnen wennen. De enige plek waar we elkaar nog spontaan treffen is de kroeg. Nu ja, spontaan? Iedere dag zo'n beetje op dezelfde tijd. Mij bevalt dat wel. Ik ben nu eenmaal een gewoontemens. 's Morgens om half zeven op, oefeningen tegen de ischias doen, douchen, kakken. In die volgorde, anders sta je in je eigen stank te badderen, en daarna ontbijten met de krant. Ik mag over de bezorging niet klagen, maar ik heb de enkele keer dat hij niet in de bus ligt een slechte dag. Gelukkig is er dan de koffie van Monique om het leed te verzachten.


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 13 augustus 2022.


Foto: auteur


dinsdag, augustus 09, 2022

Biblebelt




Lieve Stella,


In 1984 kocht ik een derdehands kever, die op dat ogenblik al veertien jaar oud was. Een bijzonder exemplaar met een opzichtige streep, brede banden, racekuipjes voorin, een klein stuur en een motor die uit een VW bus was overgezet. Oorspronkelijk was hij van een monteur van een volkswagengarage. Ik kocht hem van de man die hem van de monteur had overgenomen, maar er zelden mee reed. Hij kon, met de wind mee, over de 160 kilometer per uur, wat ik maar één keer heb gedaan, want dan reed hij één op vier. Het zuinigst reed hij bij 90 kilometer, wat ik dan ook meestal deed. Ik ben sowieso niet erg van snelheden. Al die lui op waterscooters en in speedboten die op mooie zomeravonden voor het Groothoofd blufracen tussen de duwbakken en binnenschepen door vind ik eigenlijk maar zielepoten die waarschijnlijk iets te compenseren hebben.


Ik vertel je dit omdat ik afgelopen zondag in een auto van vijftig jaar oud door de polder ben gereden. Die auto, een Citroën DS, is van een bekende van me. Het ding, ook wel snoek of strijkijzer genaamd, is in even perfecte staat als mijn kever toen. Hij heeft daar een 'mannetje' voor, die alles van dit type auto schijnt te weten, zoals de kever (die in mijn dagboeken voorkomt als Kever, want ik houd van logische oplossingen) voor mij werd onderhouden door de broer van een van mijn beste vrienden. Die zat bij de wegenwacht en verdiende graag wat bij. Die broer is later uit Nederland vertrokken en schijnt ergens in Frankrijk zonder stikstofzorgen te boeren, wat maar goed is, want hoe hang je een Franse vlag uit protest op zijn kop? Mijn Citroënbezitter heeft die auto al jaren, ik kon Kever na twee jaar van de hand doen aan een verzamelaar. Die bood de dubbele prijs die ik ervoor had betaald en zeg dan maar eens nee als je eigenlijk niet eens een auto nodig hebt. Twee maanden later werd Kever van zijn oprijlaan gestolen. Hij is daarna nooit meer gezien, maar dit terzijde.


Het uitje in de Citroën ging van Dordrecht naar fort Asperen. Dat ligt aan de Linge en is onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Die linie heeft een interessante geschiedenis, maar wordt niet meer als verdedigingslinie gebruikt, want sommige van de forten waren al verouderd voordat ze waren afgebouwd. Fort Asperen ligt op een mooie plek en heeft een curieuze, ronde vorm, maar is wel van baksteen. Daar heb je weinig aan als iemand er een raket op laat neerkomen. We besloten de provinciale weg te nemen, dwars door de Biblebelt. In tegenstelling tot al het andere in het plaatsje Asperen waren het fort en de aanklevende horeca wel open. Het was prachtig weer, dus het was aangenaam op het terras. In het fort zelf, dat wordt onderhouden door vrijwilligers, was het kil en tamelijk vochtig. Ik kan me voorstellen dat je gezondheid er niet beter op werd als je hier in de mobilisatie was gelegerd. 


Veertien achttien, dat waren me jaren, ik hoor het mijn opa aan moederskant nog zeggen. Vier jaar lang verdedigde hij het vaderland. Eerst aan de Duitse grens. Daarna, toen hij gepakt werd wegens botersmokkel, kreeg hij een strafoverplaatsing naar Dordrecht, nota bene de stad waar hij was geboren en nog steeds woonde, om daar oppasser van een officier te worden. Toen deugde er ook al het een en ander niet in de dossiers van defensie, dat indertijd nog het ministerie van oorlog heette. Opa ging niet in beroep, zwaaide in 1918 in volle tevredenheid af en kreeg daarna korte tijd, voor hij naar de grote vaart ging, het commando over het beurtschip van een neef, die geveld was door de Spaanse griep. Opa had zijn Rijnpatent, de reden dat ik ook nog een tijdje heb gestudeerd voor een vaarbewijs. Ik weet er nog veel van al begint de kennis, nooit gebruikt immers, wel te slijten. Je moest het Binnenvaartpolitiereglement (3x woordwaarde), dat wel op de Waddenzee geldt, maar niet op de Westerschelde, het Kanaal van Gent naar Terneuzen en stroomopwaarts op de Lek en de Rijn, al weet ik dat laatste niet helemaal zeker meer, zo'n beetje uit het hoofd leren. Dan was je al een heel eind op weg over de Nederlandse vaarwegen.


Ik wilde vroeger eigenlijk wel een plezierjacht, maar jij was wat angstig voor water en hield niet van varen. De vraag was ook, waar gaan we het ding gebruiken? In Nederland of in Griekenland? Als we een boot hadden gekocht die korter was dan 15 meter en niet harder had gekund dan 20 kilometer per uur, dan was al dat leren van het BPR onnodig geweest, al is het handig om de regels op het water te kennen. Zie het maar als het verschil tussen een automobilist en een fietser. Het zal er nooit van komen, want op mijn licht gevorderde leeftijd heb ik de energie er niet meer voor en een plezierjachtje kopen om daar heel de zomer met mooi weer in de haven koffie op te drinken, daar ben ik het type niet voor. Ik troost mij met de herinneringen aan de zeiltochtjes in mijn middelbare schooltijd met m'n maatje Peter, dezelfde met wie ik later geschiedenis MO studeerde, en de enkele keer dat ik bij mijn zwager in het weekend de matroos verving toen ik nog getrouwd was met Annemarie. Zwagermans moest soms om een of andere dringende reden op zaterdag van Zwijndrecht naar Kleef of Emmerich en als zijn matroos verlof had, moest ik maar matrozen. Dan stond ik onverwacht aan het roer van een schip van 2500 ton. Een schip, jazeker, want als je een binnenvaartschip een boot noemt, kom je uit de verkeerde familie. Een sleepboot is wel een boot en natuurlijk dat plezierjacht dat we nooit hebben gekocht, dat mag je dan weer niet uitschelden voor schip. Het is allemaal niet zo heel ingewikkeld. Wie het desondanks niet snapt kan uitleg krijgen bij het Maritiem Museum.


Na de bezichtiging van het fort zijn we nog even voor een kleine alcoholische versnapering naar Gorinchem gereden. Daar hadden ze ooit een burgemeester die Ridder van Rappart heette en die in mijn jeugd gold als een onuitstaanbare fatsoensrakker die moderne kunstenaars en ander veil, langharig en werkschuw tuig uit zijn gemeente weerde. Mijn vader, ambtenaar der rijkspolitie, vond die Van Rappart een geweldenaar en zo speelde Gorinchem, of Gorkum, een aanzienlijke rol in de generatiekloof die in mijn pubertijd bij ons aan de eettafel ontstond. Later ging die kloof weer gewoon dicht, toen mijn vader met vervroegd pensioen ging, dat deden ze indertijd allemaal bij de politie, geloof ik, en ik een keurige onderwijzer werd op een lagere school. Daar werd de scepter nog gezwaaid door een echt Hoofd der School en niet door een of andere kwast met een malle titel als bovenschools manager. Dat was zo'n beetje in de tijd dat die Citroën werd gefabriceerd. Ik heb daar drie jaar lesgegeven, in de tijd van mijn korte huwelijk met Annemarie. Voor de klas en aan het roer. Misschien is het lang genoeg geleden om er eens een boek over te schrijven, vind je niet?


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 9 augustus 2022.


Foto: auteur



maandag, augustus 01, 2022

Professor




Lieve Stella,


Vorige week ben ik een paar dagen naar Brussel geweest. Allereerst om Anke en Lienke van Nugteren te bezoeken, maar ook om er even uit te zijn. Je kent het gezegde wel van die verandering van spijs en hoewel ik doorgaans genoeg heb aan Dordrecht, is het kort vertoeven in een andere sfeer wel eens heilzaam. 


Op de middelbare school was ik tamelijk goed in Frans, maar nadat ik jou leerde kennen, mij het Grieks eigen had gemaakt en zelden meer in een streek kwam waar men Frans spreekt, is die taal langzaam naar achteren gedrongen in mijn brein. Ooit vroeg een Fransman me in Dordrecht de weg. Hij keek me stomverbaasd aan toen ik na vier woorden Frans automatisch overschakelde op het Grieks. Hij dacht waarschijnlijk de lokale idioot te hebben getroffen. Na een paar uur in Brussel kwam mijn Frans weer helemaal boven, net zoals dat gebeurde toen ik, nu alweer dertien jaar geleden, in Parijs was, op doorreis naar vrienden in de Berry. Het is spijtig voor de Flaminganten, maar in Brussel hoor je voornamelijk Frans al is de stad officieel tweetalig.


Tenzij je de Thalys neemt, die ik voor die 110 kilometer (in vogelvlucht) te duur vind, en je trein geen vertraging heeft, duurt de rit van Dordt naar Brussel Centraal twee uur (met een paar minuten). Dat is langer dan toen de intercity van Amsterdam naar Brussel Dordrecht nog aandeed, want sinds dat kreng over de hogesnelheidslijn rijdt (zonder dat er van een hoge snelheid iets is te merken, maar dit terzijde) moet je of naar Rotterdam of naar Breda om over te stappen. Breda is logischer, want dan heb je al een deel van de route afgelegd, maar er rijden nauwelijks intercity's tussen FC Dordrecht en NAC, dus dan ben je meestal op zo'n ellendige sprinter aangewezen, die bij iedere molshoop stopt. Lage Zwaluwe, bijvoorbeeld, welk weldenkend mens wil er nu uitstappen in Lage Zwaluwe? Er is in de buurt van dat station niet eens een dorp te bekennen. Toch ben ik maar in de sprinter gestapt, waarna ik in Breda verrast werd door een overvolle trein naar Brussel, waar zelfs in de eersteklas (ik reis altijd eerste klas sinds je vanaf salarisschaal 9.8 door de onderwijsvakbond een eersteklas kaartje vergoed kreeg als je naar een landelijke vergadering ging) alleen nog maar staanplaatsen waren.


Wat zou de NS nu weer voor een kutsmoes hebben, vroeg ik me af, nadat ik op Japanse wijze de coupé in was geduwd. Personeelstekort? Te veel zieken? Sneeuwvlokken op de rails? Natte bladeren? Een dood konijn? Toen stond een allerliefste jongedame op die me haar zitplaats aanbood 'als ik dan wel op de leuning mag zitten'. Ze mocht zeker op de leuning zitten. Tot Antwerpen maar, want daar liep de trein half leeg en was er ineens plaats voor iedereen. De lieve juffrouw voegde zich bij een kortgebroekte, harige heer en tegenover mij kwam een oudere man te zitten die zich al snel bekend maakte als gepensioneerd hoogleraar in vier disciplines met als hoofdvak economie. Dan denk je al snel aan een fantast, zeker vanwege dat economie, maar je nichtje Vaso is naast master in Finance, master in Informatica en master in European Studies ook nog civiel ingenieur, dus misschien sprak de man de waarheid. We hebben in ieder geval tot Brussel Centraal aangenaam gekeuveld, waarbij ik mezelf ook maar even tot professor promoveerde.


Van de weeromstuit nam ik de verkeerde uitgang, dus niet bij de taxi's, maar na enig verloren lopen stopte een taxi vlakbij me, die enkele mensen afzette en mij vervolgens meenam naar de Chaussée de Vleurgat. Ik ben dol op mijn moedertaal, maar dat klinkt toch iets voornamer dan Vleurgatse Steenweg. Begin negentiende eeuw reisden we tenslotte ook liever met de diligence dan met de postkoets. Meestal als ik in Brussel ben logeer ik naast het centraalstation, maar dit keer wilde ik enigszins in de buurt van Anke en Lienke zitten. Ik bleek Elsene te hebben verkozen boven Ukkel, waar ze wonen, maar met een bushalte voor de deur en een tramhalte om de hoek, bleek het geen slechte keuze te zijn. Bovendien werd ik in het hotel allervriendelijkst begroet door een receptioniste die hoge ogen zou hebben gegooid bij de Miss België-verkiezingen, al bleek ze uit Roemenië te komen. Leve de Europese Unie, in Brussel nadrukkelijk aanwezig, zij het niet in de fraaiste gebouwen van de stad.


Met Anke en Lienke heb ik het er eens goed van genomen. Koffie en een wijntje in een van de passages, bij zo'n mooie zaak waar al tientallen jaren niets is veranderd en waarvan ik natuurlijk de naam niet heb genoteerd. Sommige van mijn afwijkingen zijn chronisch geworden. Ik herinner me wel ooit eens een documentaire te hebben gezien waarin Drs.P. de trein naar Brussel nam (de echte, die in Dordrecht stopte) om in een van die passages wat te eten en te drinken om vervolgens terug te sporen naar Amsterdam. Kun je je nog herinneren dat we met hem in gesprek raakten in Mulliner's Wijnlokaal aan de Lijnbaansgracht, toen daar een nummer van De Tweede Ronde werd gepresenteerd, waarin wij uit het Grieks vertaalde gedichten hadden gepubliceerd? Van wie ook weer? Dat zou ik moeten opzoeken, maar dat is me te veel werk in de chaos op mijn werkkamer, sorry, volgende keer beter. Dat Van Oorschot De Tweede Ronde uiteindelijk de deur uit heeft gedaan aan Mouria, die er Kort Verhaal van maakte en het tenslotte helemaal opdoekte, is een van de letterkundige schandalen die jij niet meer hebt meegemaakt, maar ik herinner me nog wel dat je Drs.P. een heel aardige, oude heer met klasse vond. Jaren later heb ik nog eens een reclameboekje uit Nederlands-Indië met Engelstalige versjes van hem naar het Nederlands vertaald, dat Liverse uitgaf als verjaardagscadeautje voor meneer Polzer.


Na de passage zijn we naar café Metropole gegaan aan het De Brouckèreplein. Een prachtig Art Nouveau-café dat me aan café Central in Wenen doet denken, al ben ik daar sinds 1983 niet meer geweest, dus kan mijn geheugen me gemakkelijk een loer draaien. Hoewel het een fantastisch mooie zaak is, leidt het een enigszins kwijnend bestaan, vrees ik, want dat De Brouckèplein is verder een malle puinhoop. De gemeente heeft er een voetgangersgebied van gemaakt, dat is nog zo gek niet, maar middenin liggen een rolschaatsbaan en een soort fietscrossbaan waar een enorme pestherrie vandaan komt, zodat we maar binnen zijn gaan zitten en niet op het ruime terras, en de gevelwand tegenover Metropole wordt door een ijselijk lelijke constructie omhoog gehouden, waarachter leegte heerst. Het is de bedoeling dat er achter die gevels nieuwe gebouwen komen, maar volgens Anke en Lienke is er in jaren niets meer gebeurd. Zo'n situatie kennen we van het Vrieseplein in Dordrecht, waar een incompetente, door zichzelf tot aannemer benoemde timmerman, de zuidwand in elkaar heeft laten donderen. Achter het gapend gat is nu een parkeerplaats. Al jaren zegt men dat er een hotel komt, maar ik moet het nog zien.


's Avonds hebben we gegeten in het Griekse restaurant Strofilia. Het zat er vol met Grieken, geen tent dus met van die onzin als een Pargaschotel, een Thessalonikischotel of een Kretaschotel, alles met veel, heel veel vlees voor een prikkie, want dat vreten de lokalen graag, maar met volop heerlijke gerechten als papoutsaki, bouyourdi, imam Bayldi en dergelijken. Er werden ook alleen maar Griekse wijnen geserveerd, wat helaas niet bij alle Hollandse Grieken meer het geval is. Ik heb getrakteerd op een voortreffelijke xinomavro van het wijnhuis Gerovassiliou. Daarna heb ik de hotelbar, hoe aantrekkelijk ook, maar overgeslagen.


De volgende dag heb ik zeer aangenaam doorgebracht bij Anke en Lienke thuis. Ze hebben een appartement in een rustige straat in een nette buurt. Jij zou er genoten hebben van de oosters aandoende inrichting. Geen wonder, want ze hebben in Cairo, Bagdad, Beiroet en nog wat plaatsen in het Nabije Oosten gewoond. Dat kun je lezen in hun boek Are you TwinsBeslist een aanrader. We hebben de dag ook in Griekse sferen doorgebracht met veel muziek van onder meer Dalaras, Glikeria en Arvanitaki. Onze muzieksmaak komt wonderwel overeen en dat zou met de jouwe ook het geval zijn geweest. 


En dan stap je uit een taxi op Brussel Centraal, begint plots het alarm te loeien en wordt het station ontruimd. Hoe nu? dacht ik, maar na een minuut of tien wachten, ik wilde eigenlijk net een café in de buurt opzoeken, bleek het loos alarm, er zat ergens een draadje los. Omdat ik altijd ruim op tijd ben, haalde ik de geplande trein nog en twee uur later was ik weer op mijn eiland. Het bleef nog lang onrustig bij Visser.


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 1 augustus 2022.


Foto: auteur