Lieve Stella,
Een paar dagen geleden zat ik op een terras in Schiedam, tegenover het huis waarin de dichter Piet Paaltjens, die eigenlijk François Haverschmidt heet, zich in 1894 verhing. Hij was depressief aangelegd en wellicht kon hij het overlijden van zijn vrouw, een drietal jaren eerder, niet verwerken. Zoals je weet ben ik niet zo'n depressief type, al is het tegenwoordig moeilijk in het bananenkoninkrijk Nederland om niet zo nu en dan in diepe somberheid te verzinken. Al die affaires en crises waar een kennelijk incapabele, gedesorganiseerde overheid en een tamelijk amechtige regeringscoalitie ogenschijnlijk machteloos tegenover staan. De hoofd-, zij het niet de enige, oorzaak: het geloof in het neo-liberalisme, waar in 2012 ook de PvdA in meeging, toen Diederik Samsom in recordtempo een akkoord sloot met de VVD van Mark Rutte. Ik en velen met mij hadden bij die verkiezingen juist op de PvdA gestemd om af te zijn van Rutte als premier en de desastreuze gedachten die in zijn kringen leefden over het heil van de marktwerking. Marktwerking is sociale afbraak en kaalslag is inmiddels gebleken, maar het verderfelijke geloof erin is nog immer niet uitgeroeid. Enfin, het heeft tien jaar geduurd voor ik weer eens een stem op de PvdA heb uitgebracht en dan alleen nog maar omdat mijn oud-leerlinge Sadet Karabulut ermee ophield als Kamerlid. Ik vond haar als parlementariër erg goed, jammer alleen dat de SP eigenlijk helemaal mijn partij niet is. Ze assisteert nu de burgemeester van Amsterdam in het besturen van Blowcity. Ik wens haar veel succes daar op die mestvaalt.
Ik houd erover op. Er zijn leukere dingen om het over te hebben, het afluisterschandaal in Griekenland, om maar eens iets te noemen. Vandaag moet premier Mitsotakis daarover op het matje komen bij de vouli, het Griekse parlement. Of dat iets uit gaat halen? Ik vrees van niet, het is daar altijd een geschreeuw van jewelste en van wol weinig sprake, maar ik kan niet in de toekomst kijken. Ik roep altijd dat historici beter geen toekomstvoorspellingen kunnen doen, dus ik waag me er niet aan, al zou het me niets verbazen als er uiteindelijk in de praktijk weinig verandert. In de vijfendertig jaar sinds ik jou heb leren kennen, heb ik in Griekenland een aaneenschakeling van schandalen de revue zien passeren. In het begin dacht ik nog naïef: dat kan bij ons niet gebeuren, maar dat blijkt dus geheel anders te liggen. Ik had het kunnen weten, wellicht al sinds de Lockheed affaire, maar het is net als bij een schilderij: hoe dichter je er met je neus op staat, hoe minder je ervan ziet.
Wat ik in Schiedam deed? Met Thijs en Han een bezoek brengen aan het Stedelijk Museum, waar een tentoonstelling is van installaties van Zoro Feigl. Hij laat onder meer water naar boven stromen en in een soort vliegende schotel kogeltjes heen en weer rollen, zodat het lijkt of je naar een zwerm spreeuwen kijkt. Technisch wel knap en goed bedacht, ik zou er niet op komen, maar of het kunst is? Geen idee, eigenlijk, maar ik vond het interessant om te zien. Daarna zijn we naar het Jenevermuseum gegaan. Dat was het hoogtepunt van het bezoek, dat we hebben afgesloten met een jeneverproeverij in de tuin. Arme Han. Hij moest rijden en kon dus maar minimaal proeven. Daarna wilden we wat eten en zo kwamen we terecht bij de openbare bibliotheek, die tegelijkertijd een aangename horeca-uitspanning is, aan de Lange Haven, tegenover dominee Haverschmidt. Eigenaardig eigenlijk, een dominee die zich verhangt, want ik meen me te herinneren van de zondagsschool dat de hand aan jezelf slaan 'de Heere een gruwel is'.
Ik kom zelden in Schiedam. Ik ben, meen ik, één keer eerder in het Stedelijk Museum daar geweest, bij een tentoonstelling van Jan Schoonhoven, die allemaal stukjes wit karton op de meest eigenaardige wijze aan elkaar had gelijmd, of liever: door medewerkers aan elkaar had laten lijmen volgens zijn aanwijzingen, en daar ongehoord veel geld voor ving. Dat is hem gegund, maar kunst? De tijd zal het leren. Ik was er toen met Gerard Bouma, die een enorm liefhebber van Schoonhoven is en zijn hele leven al betreurt dat hij, toen de Schoonhovens nog niet als geniale kunst waren ontdekt en dus nog betaalbaar, geen geld had om er eentje aan te schaffen. Ja, we waren jong en arm. Toen ik begon als schoolmeester, waarvoor je toch een HBO-opleiding moest doen, verdiende ik in het begin 1250 gulden in de maand, meen ik, dat is nog geen 570 euro, maar toen was het 1974 en kostte een pilsje nog 75 cent. Vroeger was alles beter, als je op licht gevorderde leeftijd raakt, ben je steeds meer geneigd dat te roepen. Gelukkig zijn er knappe historici die nu en dan met die gedachte afrekenen. Wat ik eigenlijk wilde zeggen: we hebben een wandelingetje gemaakt door het, bescheiden, historische centrum van Schiedam, dat er onverwacht schilderachtig uitziet, al heeft het bij lange na niet de grandeur van het Dordtse historische havengebied.
Door dat havengebied heb ik onlangs weer enkele groepen toeristen rondgeleid. Beweging is goed tegen de ischias en je houdt je eigen kennis van de stadshistorie er goed door bij. Tel daar bij op dat ik met Guus nog steeds onderzoek doe bij het stadsarchief of in het Augustijnenhof en ik ben bijna rijp voor stadshistoricus. Een stadsarcheoloog, een stadskunstenaar, een stadsdichter en een stadshistoricus, die lijken me heel wat nuttiger voor de gemeenschap dan de zogenaamde welstandscommissie, die onlangs weer heeft zitten zeiken over de markiezen die boven de terrassen van brasserie De Witt, in het gebouw waarin ook De Movies zit, zijn gepland. Die zouden niet passend zijn en ook de lichtreclame van De Witt vonden ze te fel. Op de tekeningen staat het allemaal heel voornaam en het klopt geweldig bij de geschiedenis van het pand: van Clarissenklooster, via Latijnse en Franse school naar kantoor voor de Keuringsdienst van Waren en Bouw- en Woningtoezicht tot het hoofdkwartier van de stichting Culturele Educatie (nu ToBe) en toen die zonodig het centrum uit moest naar het Energiehuis, tot De Movies en daarbij nu een mooie brasserie met een terras waardoor dat stukje centrum aangenaam tot leven komt. Maar nee, dat clubje dat er wel voor was om een stuk uit het monumentale hek van het museum te breken (zij het tijdelijk, alleen wist niemand nog hoe tijdelijk) om daar een boot doorheen te trekken, heeft iets tegen de markiezen. De laan uit met die nutteloze advizeurkousen!
Er was onlangs trouwens ook iemand die begon te zeuren over de naam De Witt, want ja, het slavernijverleden. Donder toch op man, dacht ik. Ja, Johan de Witt en iedere bestuurder uit de 17e eeuw heeft daar indirect (of soms direct, toegegeven) weleens mee te maken gehad. Dan kun je dus helemaal niets meer vernoemen naar iemand uit het verleden. Voor zover ik weet had Johan de Witt er geen directe bemoeienis mee, anders dan zijn half criminele schoonzoon Simon van Halewijn, die een paar plantages in Suriname bezat, maar je kunt mij ook niet verantwoordelijk houden voor het gedrag van mijn schoonzoon, zou ik die hebben. Ach, ik houd erover op, want anders begint het achterlijke geroep op Twitter weer. Daar ga ik trouwens binnenkort vanaf, ik ben al dat getetter goed zat.
In gedachten, altijd,
Kees
Dordrecht, 26 augustus 2022
Foto: auteur