maandag, mei 31, 2021

Boekenkluis




Waar we nog niet zo lang geleden vooral werden getrakteerd op paniekberichten over vollopende IC's en een overvloed aan coronapatiënten in de ziekenhuizen, lijkt het kabinet vrij plotseling te zijn besmet met een groot optimisme aangaande de afloop van de viruscrisis. In versneld tempo worden allerlei versoepelingen doorgevoerd, versoepelingen die wat mij betreft zeer welkom zijn. Ik had het niet zo op die 'lockdown', waarmee, hoe goed misschien ook bedoeld, belangrijke grondrechten opzij werden geschoven.  


Het lijkt er zelfs op dat we in september van de ellendigste aller coronamaatregelen, de schaamlap voor de snuit, worden verlost. Mijn hemel, wat heb ik een hekel aan die mensonterende krengen. Zo zelfs dat ik mij heb voorgenomen niet naar Griekenland te reizen voordat die dwangmaatregel ook daar is verdwenen, hoewel ik enkele dringende zaken moet regelen en het nu wel heel lang duurt voordat ik vrienden en familie weer zie. Deze week krijg ik mijn tweede spuitje, wat een goed gevoel geeft. Ik had het eerder kunnen krijgen, maar ik zag mezelf niet op de fiets naar het per openbaar vervoer vanuit Dordrecht nauwelijks te bereiken Bergambacht rijden en als FC Dordrecht-liefhebber ga je natuurlijk niet naar Breda voor een vaccinatie. Nu kan ik gewoon in mijn woonplaats. Ik ben benieuwd of die charmante dokteres, waar ik de eerste keer langs moest vanwege mijn bloedverdunners, er weer is. Zo'n jongedame waar je vrolijk van wordt.


Het is nog te vroeg om een weloverwogen oordeel te vellen over de wijze waarop de boven ons gestelde Autoriteiten de crisis hebben aangepakt. Daar gaan nog wel wat jaren overheen. Ik ben heel benieuwd wat een toekomstige parlementaire enquete naar die aanpak, die er ongetwijfeld komt als ons parlement een knip voor de neus waard is, gaat opleveren. Een paar dingen zijn in ieder geval al uit de crisis te destilleren. 

In de eerste plaats dat binnen ons volk een verontrustend omvangrijk segment ronddoolt dat ontvankelijk is voor nepnieuws en complottheorieën en dat zich binnen dat segment een fanatieke groep beklagenswaardige en verdwaasde activisten bevindt. Ooit publiceerde ik een boek met als titel Idioten ontloop je nergens en dat blijkt maar al te waar.

In de tweede plaats kwam duidelijk het dedain van de politiek voor kunst en cultuur naar voren. Dat uitte zich niet alleen in de 'DVD-opmerking' van Hugo de Jonge, waarmee deze van oorsprong schoolmeester toonde dat hij in ieder geval geen ware cultuurdrager is (dat is met onderwijzers in Nederland weleens anders geweest), maar ook door het feit dat boekwinkels tijdens de gedwongen sluitingsmaanden niet werden aangemerkt als 'essentiële' winkels. In landen waar cultuur wel van belang wordt gevonden, zoals in onze buurlanden België en Duitsland, waren de boekhandels gewoon open, zoals het hoort en zoals het ook met de bibliotheken had moeten zijn.


Gelukkig deed (en doet) mijn boekhandelaar aan bezorgen. Het geld dat ik uitspaarde doordat ik niet naar de kroeg kon, heb ik deels besteed aan boeken. Ik hoop nooit, maar dan ook nooit meer iets schadelijks als een 'lockdown' te beleven, maar mocht zich ooit nog eens zo'n onheil voltrekken, dan heb ik in ieder geval iets te lezen. De vraag is alleen waar ik het allemaal moet bergen, want de kasten puilen uit. Het schijnt dat sigarenrokers bij het onvolprezen Hajenius in Amsterdam een kluisje kunnen huren om kostbare sigaren in te bewaren. Misschien moet mijn boekhandelaar aan de boekenkluis. Mijn hulp in de huishouding zou er blij mee zijn.


Foto: auteur



maandag, mei 24, 2021

Stenen vreten




Mijn eerste twee lagere schooljaren bracht ik door op een school waarvan het hoofd (scholen hadden in die tijd hoofden, geen directeuren en de leerkrachten heetten nog gewoon onderwijzer en onderwijzeres en in het dagelijks gebruik meester en juf) bij ons ter stede bekend stond als een geleerd man. Niet alleen omdat zijn hoofd door een ring van grijs haar werd omkranst, maar vooral omdat hij een boekje met spellingsoefeningen had gepubliceerd, grotendeels bestaande uit invuloefeningen waarbij het ging om de ij of de ei de ll of l en uiteraard de belangrijkste spellingregel van onze taal, het probleem van de d, de t of de dt.


Mijn hele schoolcarrière ben ik achtervolgd door spellingsoefeningen. Foutloos spellen was van eminent belang bij het schrijven van een sollicitatiebrief, werd ons verteld. Ik vrees dat dat nog steeds zo is. Wie 'ik wordt' schrijft is een onbekwame randdebiel, wie 'ik word' schrijft is ongetwijfeld geschikt voor een beroep als hartchirurg, advocaat of bankdirecteur. Dat ik liever geopereerd word door een dyslectische, maar bekwame arts dan door een foutloos schrijvende middelmatige dokter, speelt bij de meeste sollicitaties geen rol, althans uit wat mij zo uit de praktijk ter ore komt.

Ik hecht aan een zo correct mogelijke spelling en ben nogal wars van de voortdurende veranderingen die taalkundigen voorstellen aangaande de spelling van het Nederlands. Niet omdat een veranderende spelling zoveel problemen oplevert, maar om de eenvoudige reden dat ik in sommige opzichten een behoudend mens ben en hecht aan hoe ik het heb geleerd. Ik heb er bovendien een hekel aan dat de ene onlogica wordt vervangen door de andere (pannenkoeken voor pannekoeken, bijvoorbeeld), in de malle veronderstelling dat er ooit een 'logischer' spelling mogelijk is. Er zullen altijd inconsistenties blijven. Oudere vormen van het Nederlands, ooit Nederduits geheten, lezen niet altijd even gemakkelijk. Dat ligt mijns inziens vooral aan het woordgebruik en misschien ook aan de zinsbouw. Woorden veranderen van betekenis, sommigen verdwijnen, neologismen kondigen zich voortdurend aan en wat te zeggen van de invloed van andere talen? In de zeventiende en achttiende eeuw was de taal doorspekt met Franse termen, nu zuchten we onder de terreur van het Engels.

Vóór het vaststellen van de eerste officiële spelling van het Nederlands, in 1804, door professor Siegenbeek, spelde men maar raak. Fonetisch, afgaande op de klank van het woord. Sinds die tijd kwam er verandering op verandering en nu zitten we dus met het probleem van het paardehoofd of paardenhoofd. Voor het begrijpen van een tekst maakt het niet veel uit. Of je nu een ei of een ij eet, je begrijpt uit de context toch wel dat je geen stenen zit te vreten. 

Ik probeer in mijn boeken natuurlijk foutloos te spellen en dat mislukt, ondanks mijn vroegere ervaring als docent Nederlands en een gedegen universitaire opleiding in de geschiedkunde, altijd. Tijdens het typen is een foutje zo gemaakt en bij het nalezen van je eigen teksten kamp je met het bekende fenomeen dat men eerder leest wat men denkt dat er staat, dan wat er werkelijk staat. Ook heb je een aantal woordbeelden in je hoofd, waardoor gebeurd weleens gebeurt wordt en vice versa. Natuurlijk is het verstandig om teksten door een meelezer te laten nakijken, maar daarvoor ben ik vaak te gehaast en je wil ook niet altijd een beroep doen op een ander. 

De uitgeverij waarbij ik publiceer heeft niet de financiële mogelijkheden een corrector in dienst te nemen, ik kijk dus mijn eigen boeken na. Voor het verschijnen wel drie keer, maar toch blijft er altijd wat hangen. Dan krijg ik weleens een e-mail, altijd zuur van toon, die mij op zo'n foutje, noem het een typefout, wijst. 'Zou de schrijver de tekst daardoor niet begrepen hebben?' vraag ik mij dan af. In mijn boeken komen een paar klassiekers voor, waar ik om moet glimlachen. In En vooral: de gordijnen dicht is ergens sprake van oplaatbare batterijen en op bladzijde 183 van mijn laatste prachtboek, Van chagrijn worden de leukste gezichten lelijk (te bestellen bij de boekhandel, de uitgever of bij mij) treft u met frisse moet aan in plaats van met frisse moed. Ach, wie nooit eens een foutje maakt stuurt maar een vermanende e-mail. Als je met frisse moet niet begrijpt, tja, dan heb je pas echt een probleem.


zondag, mei 23, 2021

Warnaar: Traplift




Sinds hij een foto op Facebook heeft gezet van zijn tijdelijke gipsbeen, krijgt hij voortdurend advertenties voor trapliften te zien. Zijn huis is meer dan honderd jaar oud en voldoet aan geen enkele eis voor zelfredzaamheid van thuiswonende ouderen. Een ligbad met douche in plaats van een inloopdouche, geen traplift, een hoge opstap bij de voordeur, overal kleden, geen verhoogde toiletten met beugels en overal dorpels. Alleen de beveiliging is op de moderne tijd afgestemd, met een elektronisch alarm, degelijk hang- en sluitwerk en een camera die iedere ongewenste aanbeller registreert.


Die zelfredzaamheidsdingen zouden nu gemakkelijk zijn, maar hij is geen oudere, slechts een heer van licht gevorderde leeftijd, en waarom zou je voor een paar weken ongemak zo'n investering doen? Hij is dol op zijn Nepalese tapijten. Omdat ze zijn gekocht door zijn vrouw, nog steeds verantwoordelijk voor achtennegentig procent van zijn inrichting, en omdat ze warmte geven aan het interieur. Als er iets is waarvan hij wars is, is het de kale, strakke inrichting die je vindt in veel moderne woningen. Hij is ook wars van moderne woningen. Die gaan na drie jaar al lekken, in plaats van na dertig.


Ooit merkte een bezoekende, jonge dichter op: 'Kijk nou, een jaren zeventig interieur.' De dichter had er weinig benul van. Zijn interieur is tijdloos: negentiende eeuwse stoelen mengen zich moeiteloos met een eethoek van Manou. Ook die eethoek is in strijd met het zelfredzaamheidsgebod: de stoelpoten buigen iets naar achteren. Menig bezoeker is er al bijna over gestruikeld.


Foto: auteur


donderdag, mei 20, 2021

Warnaar: Minachting




Hij dacht thuis veilig te zijn, maar, zoals de volkswijsheid luidt: Een ongeluk zit in een klein hoekje. De combinatie van een opstaand kleedrandje, een kat en Zweedse klompen leidde tot een breukje in zijn voet en een poosje verlof. Hij groet u allen, het komt wel weer goed. Hij is blij dat het weertechnisch een gruwelijk voorjaar is, al heeft hij te doen met de baas van zijn stamkroeg. Mag het terras eindelijk open, is het voortdurend grafweer.


Hij vraagt zich af waarom de musea nog steeds niet open zijn en bouwmarkten en dergelijken, waar het volk zich verdringt achter hun karretjes met materialen, wel. Hij is, nu hij ruim de tijd heeft om de couranten te lezen, niet de enige. Hij wijdt het aan de evidente minachting van cultuur in het algemeen en kunst in het bijzonder door de overheid, inzonderheid het huidige, demissionaire kabinet. Gerrit Komrij schreef ooit: 'Een Nederlander maalt evenveel om cultuur als een pissebed om zonlicht'. Hij denkt dat dat misschien niet voor alle Nederlanders geldt, voor hem in ieder geval niet, maar wel voor Rutte III. Hij vraagt zich af of dat een gebrek aan opvoeding is.


Inzonderheid vindt hij een mooi woord. De moderne Nederlander zou especially zeggen, anders vreest hij niet voor vol te worden aangezien. In de zeventiende en achttiende eeuw was het Nederlands, dat toen nog Nederduits heette, doorspekt met Franse woorden. Daar maakte je toen indruk mee. De minachting voor de eigen cultuur zat er al vroeg in.


Foto: auteur


woensdag, mei 12, 2021

Warnaar: Bergrede




Hij surft wat over het internet en stuit bij toeval op een vraaggesprek met historicus Maarten van Rossem. Die wordt geïnterviewd door iemand van de EO. In dat geval is het geloof nooit ver weg. Van Rossem is de kleinzoon van een dominee, maar geheel ongelovig. Dat maakt een fragment dat de EO toont een beetje pikant. Van Rossem is op bezoek bij de Amerikaanse televisiedominee Robert H. Schuller in de door hem gebouwde Crystal Cathedral. Schuller was dominee van de Dutch Reformed Church, begrijpt hij uit het filmpje, en grijpt de gelegenheid aan om Van Rossem te zegenen, die dat wat gelaten ondergaat. In Warnaars familie hebben ze daar een gezegde over: 'Baadt hij niet, hij schaadt ook niet'. Altijd als hij het gebruikt is er wel een humorloze scherpslijper die hem corrigeert.


Toen hij studeerde in de VS zat in het programma ook het bijwonen van een kerkdienst. Bij een baptistengemeente, meent hij. In ieder geval een kerk met uitbundig gezang en armen in de lucht. Hij noemt dat een hoelal-hoela-kerk. Veel heeft hij niet op met dat soort spiritualiteit. Evenals Van Rossem is hij niet in de Heere. Dankzij een vrijzinnige opvoeding koestert hij daarover geen schuldgevoelens. De erfzonde van de 'zware' kerken is hem geheel vreemd.


Van Rossem blijkt wel de bijbel te hebben gelezen. Hij roept de christenen in de wereld op werk te maken van wat Jezus in de Bergrede bepleit. De Crystal Cathedral blijkt ondertussen te zijn overgenomen door de kerk van Rome.


Foto: auteur


zondag, mei 09, 2021

Warnaar: Beschaafd koekje




Hij leest dat het televisieprogramma Andere Tijden grotendeels gaat verdwijnen. Het verbaast hem niets. Kennis van de geschiedenis staat, evenals belangstelling voor kunst en literatuur, in het huidige tijdsgewricht op een angstig laag pitje. Als schoolvak en academische studie werd geschiedenis in de loop van de negentiende eeuw van belang, al zou het aan de universiteiten, voor zover hij zich dat van zijn colleges herinnert, pas in de vroege twintigste eeuw worden losgemaakt van Nederlands en een aparte studierichting gaan vormen. 


Dat was in de tijd dat grootheden als Huizinga een uurtje of vier in de week college gaven en de rest van de week bezig konden zijn met mooie boeken schrijven. In die dagen kwamen de studenten bij de professor aan huis om tentamen te doen en serveerde de echtgenote van de hoogleraar hen wellicht een kopje thee met een beschaafd koekje. Het was ook de tijd dat studenten van het corps zich per definitie als dronken beesten gedroegen, wat niet gaf, want het waren er toch maar weinig, of is hij nu aan het romantiseren en fantaseren?


Hij proefde, niet lang geleden, nog iets van die ouderwetse, academische romantiek in Cambridge, waar een nichtje van hem bezig was te promoveren. In de geschiedenis, uiteraard, bij de Warnaars het familievak. Hij heeft weleens gedroomd van een jaartje studeren aan een van die fraaie colleges. In de media verneemt hij dat verschillende universiteiten in Engeland hun studierichting geschiedenis sluiten. Hij denkt soms dat hij zijn tijd eigenlijk wel heeft gehad.


Foto: auteur


donderdag, mei 06, 2021

Warnaar: Vraag




Een belangrijke oorzaak, leerde hij op de middelbare school, dat de economische crisis van 1929 in Nederland relatief lang duurde, was het vasthouden aan de Gouden Standaard door het kabinet Colijn. Er waren meerdere redenen, hij leerde eveneens dat iets nooit één oorzaak heeft. Hij herinnert zich zijn geschiedenisdocent van de Gemeentelijke Pedagogische Akademie in Dordrecht. In zijn studententijd één van de toonaangevendste onderwijzersopleidingen van het land, in de crisisjaren '80 weggekwijnd en verkwanseld door het toenmalige gemeentebestuur.


Die docent waarschuwde voor de uitspraak 'de geschiedenis herhaalt zichzelf'. De geschiedenis herhaalt zich nooit, meende hij, soms lijkt het zo, maar de context waarin gebeurtenissen plaatsvinden is nooit helemaal hetzelfde. Hij was een belangrijke inspiratiebron voor Warnaar om na de onderwijzersopleiding geschiedenis te gaan studeren. Van de Utrechtse hoogleraar bij wie hij afstudeerde leerde hij dat het een illusie is dat de mensheid lering trekt uit het verleden. 


Warnaar is daar eigenlijk niet zeker van. Zo is de Truman Doctrine, die aan de wieg stond van de Koude Oorlog, volgens hem vooral ingegeven door het 'trauma van München', het toegeven aan de territoriale eisen van Hitler op de conferentie van München (1938) om de vrede te bewaren. Dat bleek al snel contraproductief te werken. Maar, denkt hij, dat deden de Westerse interventies in Vietnam, Irak en Afghanistan ook. Afghanistan, waar het Westen zich nu zonder veel te hebben bereikt uit terugtrekt. Hadden de politici Return of a King van William Dalrymple maar gelezen, denkt hij, of zou dat niets hebben uitgemaakt? 


maandag, mei 03, 2021

Warnaar: Dictatuur




Bonten, Koopmans, Gommers, Kuipers, ze blijven maar opduiken in de media met hun onheilsboodschappen. Hij wordt er nogal moedeloos van. Er waren tijden dat heersers boodschappers met onheilstijdingen de kop lieten afslaan. Daar is hij geen voorstander van en hij begrijpt ook wel dat de regering zich laat adviseren door deskundigen, want tijdens de coronacrisis is duidelijk geworden dat het kabinet het vooral niet van de eigen snuggerheid moet hebben. Toch vindt hij het mediaoptreden van bovengenoemd viertal zo langzamerhand wel genoeg geweest. Onderzoek, coördineer, adviseer die beklagenswaardige Hugo, overleg met professor Distel, drink koffie met het OMT, maar houd verder je mond, denkt hij. Hij vraagt zich ook af waar die mensen de tijd voor al die leuterprogramma's vandaan halen.


Ondertussen heeft hij al een paar keer gebruik gemaakt van de heropening van de terrassen, al ergert hij zich aan de restrictieve voorwaarden waaronder dat voorlopig mag. Alleen de idiote sluitingstijd van 18.00u al, de oekaze van maximaal twee mensen aan een tafeltje, wat veel geschreeuw naar andere tafels inhoudt, want je wil toch met je hele groepje vrienden praten. En dan nog het blauwbekken, want het is tot nu toe een kutvoorjaar. Dat is zo ongeveer het enige dat je Hugo de Jonge niet kunt aanrekenen. 


Het ergst vindt hij het voortdurend tergend langzaam voorbijrijden van politie en handhaving, alsof hij in een dictatuur leeft. 'De dictatuur der virologen,' noemen ze het op het terras. Ondertussen hoort hij mevrouw Koopmans voor de zoveelste keer kakelen op de radio.


Foto: auteur