Rotterdam heeft Kabouter Buttplug. Wij hebben Aai van de Beurs, een nogal brave bijnaam, die meer zegt over de vroegere functie van het Scheffersplein dan over Ary Scheffer zelf. In de Vriesestraat hebben we het Michelinmannetje, ook wel Flipje van Tiel genaamd en sinds kort hebben we ook Willem de Zeiker. Dat afgrijselijke beeld van Willem de Zwijger op de hoek van de Hofstraat. Een naargeestige kolos, die een buitenproportioneel onaangename indruk maakt. Zoals iemand uit de Nieuwstraat me zei: 'Ik heb tegenwoordig een enge vent op de hoek.'
Willem de Zeiker, ja, wat wil je ook als je zoiets pijnlijks tegen de wil van een aanzienlijk deel van de burgerij neerzet op een plek die vroeger werd gesierd door een urinoir? Zo'n uit grijs beton opgetrokken, ruftend hok dat je in Dordrecht regelmatig tegenkwam in tijden dat de stad nog niet zo was afgegleden dat er nergens meer openbare toiletten zijn te vinden. Pisbak werd zo'n ding genoemd, tot groot verdriet van een klasgenoot die Visbach heette. U begrijpt: we zijn in Dordrecht dol op bijnamen.
Hoe ontstaan bijnamen eigenlijk? Ze komen niet uit een ei gekropen. Misschien borrelen ze spontaan op uit de biomassa. Dat spul dat het milieu moet redden door meer CO2 uit te stoten dan de kolencentrales die dicht moeten, maar laat ik niet afdwalen. Waarschijnlijk hangen ze in de lucht, tot iemands antenne er eentje opvangt. Pats, boem: 'Willem de Zeiker,' hoor je dan ineens in de stamkroeg, 'je weet wel, die trol van de Hofstraat.' Ja, wij Dordtenaren houden wel van bijnamen, maar niet zo van zeikers, geloof ik.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten