zaterdag, augustus 17, 2024

Fischer & Kahn




Zes jaar lang hadden Stella en ik een soort van weekendhuwelijk. Zij werkte op het Griekse consulaat in Düsseldorf en ik gaf les aan de scholengemeenschap Noordendijk in Dordrecht. In die jaren huurde ze een penthouse in een vooroorlogs flatgebouw aan de Kennedydamm, dat aan de verwoestingen van de oorlog was ontsnapt. Vijf trappen op zonder lift, uitstekend voor de conditie.


De ene week op vrijdagavond kwam zij met de auto naar Dordrecht, om op zondagavond, of maandagmorgen, net zoals het uitkwam, terug te rijden naar Düsseldorf. De andere vrijdagmiddag stapte ik op de trein om naar haar toe te gaan. De spoorwegen hadden toen een veel betere dienstregeling dan nu. Je stapte in Dordt in de trein naar Keulen en hoefde in Duitsland, in München-Gladbach, maar een keer over te stappen. De lesroostermakende conrector had begrip voor onze situatie en zorgde er altijd voor dat ik op vrijdagmiddag geen lessen had. In ruil daarvoor zeurde ik nooit over het aantal tussenuren in mijn rooster, een pijnpunt voor menig docent.


Dichtbij ons penthouse was het Nordpark aan de Rijn. Daar lag een partyschip 'Fischer & Kahn' dat, als er geen feesten waren, open was als kroeg voor de buurt. Al snel werd dat mijn Duitse stamkroeg wat heel goed was voor mijn Duits en iets minder voor de buikomvang. In de schoolvakanties verbleef ik doorgaans in Düsseldorf, behalve in de kerst- en zomervakanties, dan gingen we naar ons huis in Thessaloniki.


Ik mag graag terugdenken aan onze Duitse jaren, die er mede aan bijdroegen dat ik nu regelmatig tamelijk moeiteloos aan bezoekers uit Duitsland de mooie en interessante plekken van Dordrecht kan laten zien. Bij mijn laatste bezoek aan Düsseldorf, een jaar of vier geleden, was Fischer & Kahn verdwenen. Niets blijft ooit hetzelfde.


Foto: auteur



dinsdag, augustus 13, 2024

Universitair docent




Foutje, denkt Warnaar. Ik had de stiltecoupé moeten nemen. De man die tegenover hem plaatsneemt begint direct te praten. 'Warm hee, vandaag! Tijd voor de korte broek.' Warnaar kijkt met weerzin naar de onflatteuze, korte broek van de man, naar de buik die er overheen hangt en naar het warrige, sluike haar dat als een krans om zijn kalende kop hangt.


De man haalt een boek tevoorschijn uit een linnen tasje dat volgens Warnaar nog nooit een wasmachine heeft gezien. Hij zwaait ermee voor Warnaars neus. Het is een boek van Midas Dekkers. 'Voor me werk,' verklaart de man, 'deze kon ik namelijk nog niet.' Warnaar knikt, maar zwijgt. Hij vindt de man een groezelig, opdringerig type. 'Die mot ik leze voor de universiteit. Ik geef daar les in diergeneeskunde.' Vandaar misschien de eerste klas, denkt Warnaar. 'Ik mot vandaag langs een boer, die hep zieke koeien. Ik mot daar naar kijke, want ik ben ook dierenarts, doet ik d'r zo'n beetje bij.'


Warnaar vraagt zich af waarom hij met de trein reist. Boeren zijn doorgaans met het openbaar vervoer lastig te bereiken. Hij schuift ongemakkelijk op zijn stoel. 'Die Dekkers ken lekker schrijve, ik lees wel meer van hem. Ik gaat hem vragen op de uni, kenne me studenten wat van leren. Hij hep ook gezonde humor.' De trein rijdt een spoortunnel in en stopt even later op Rotterdam-Blaak. Warnaar knikt nogmaals. Hij stapt uit en een balkon verder weer in. Daarna neemt hij het trapje naar de stiltecoupé.


Foto: auteur