maandag, januari 24, 2011

De wedergeboorte van Bobby Kinghe





In memoriam Gerrit de Wolf (25.11.1949 – 22.01.2010)



Als ik aan Bobby Kinghe denk, denk ik allereerst aan Gerrit de Wolf en aan de weken direct na ons eindexamen aan Mulo-Groenedijk. Het waren zomerweken waarin niets meer hoefde en niets nog moest. Ik zou in september naar de Havo-top aan de Pedagogische Akademie gaan, Gerrit had geen zin door te leren, hij wilde liever geld verdienen om platen en vooral boeken te kopen en zou binnenkort gaan solliciteren. Meestal zagen we elkaar ergens in de namiddag, slenterden dan wat door de stad of langs de rivier en eindigden vaak op het terras van Centre Ville of bij Visser. Soms spraken we over de nabije toekomst of ging het over meisjes uit de eindexamenklas. Cora was mijn absolute favoriet, Gerrit viel meer op Aafke. Geen van beiden hadden we het lef ze aan te spreken, overtuigd als we waren dat ze neerkeken op bebrilde, boeken lezende en gedichten schrijvende jongens van de schoolkrantredactie. Zij waren meer op de sportjongens, meenden we. Sinds Gerrit was opgestapt uit het eerste van DFC, omdat hij de opdracht van de trainer om zijn haar te laten knippen niet wilde uitvoeren, het was 1968, hield hij zich bezig met schaken. Dat had hij van mij geleerd. Schaken, daar zouden Cora en Aafke wel hun neus voor ophalen.


Ik denk dat Gerrit toch enige twijfels had over het kantoorleven dat hij zou gaan leiden. Hij wilde eigenlijk wel iets met boeken of met kunst. Het liefst leven van de pen. Dat wilden we allebei wel. We waren een beetje jaloers op onze gezamenlijke vriend Jan van der Geer, die ook gedichten schreef en op zijn zeventiende debuteerde in Avenue Literair. Een van de redenen dat we nogal tegen Jan opkeken. Toen hij nog bij ons in de klas zat vormden hij en Gerrit het duo Le Loupe et De La Gère, dat de schoolleiding hoog op de kast wist te jagen met de alternatieve schoolkrant Het Ballonnetje. In die tijd schreef Gerrit in de officiële schoolkrant, De Groene Mug, zijn verhaal Bobby Kinghe. Een andere reden waarom wij tegen Jan opkeken, was dat hij al getrouwd was. Met een beeldschoon, lang, blond meisje, dat zich aan zijn zijde altijd in de meest gewaagde minirokjes vertoonde. We kwamen vaak bij Jan over de vloer, die een wrak pand bewoonde op de Voorstraat. We spraken er over onze favoriete schrijvers en over onze eigen literaire dromen. Om die te realiseren werden we medewerker van BIJ, het jongerenblad dat werd uitgegeven door de Culturele Raad Dordrecht. Op een keer publiceerden Jan en Gerrit er hun plan in om een film te maken. Jezus zou terugkomen op aarde in de persoon van een langharige, motorrijdende hippie. Henk 't Jong tekende er een bijna paginagrote illustratie bij. Het veroorzaakte consternatie in de gemeenteraad, het SGP stelde vragen, er kwamen enkele boze brieven in de Dordtenaar.


De film is er nooit gekomen, maar het was een tijd dat allerlei plannen werden geboren. Meestal in het brein van Gerrit. Hij was inmiddels bij verzekeringsmaatschappij de Holland gaan werken, waar hij, naar eigen zeggen, voldoende tijd overhield om leuke dingen te bedenken. Ik zat op de havo-top, waar mijn belangstelling voor literatuur door enkele enthousiaste docenten, zoals Rudolf Dekker, die Engels gaf, en de neerlandici Jan Lootsma en Fred Ligthart, tot grote hoogte werd opgezweept. Met als voorbeeld het befaamde evenement Poëzie in Carré kwam Gerrit met het idee een soortgelijk dichtersfestival in Dordrecht te organiseren. Jan en ik waren direct enthousiast, maar hoe pakte je zoiets aan? Jan werkte in de grafische industrie en kon voor een billijke prijs voor affiches zorgen. We hadden onze contacten met de Culturele Raad en benaderden ook de Dordtse boekverkopers om subsidie. Die reageerden positief. Nu de dichters nog. Wie moesten we uitnodigen en hoe benaderde je die? In onze ogen waren het halve goden. Kon je die zomaar bellen? Het probleem loste zich snel op. We gingen op bezoek bij Kees Buddingh' in zijn werkkamer in Pictura. Gerrit kende hem van DFC en Jan Wiersma van de Culturele Raad bezwoer ons dat we hem gerust konden bellen. Buddingh' vond het een uitstekend idee. Direct pakte hij de telefoon, sprak met Remco Campert, Jan Elburg, Gust Gils en een aantal anderen, met als resultaat een prachtige poëzieavond op 29 mei 1969: Poëzie in het Minitheater.


Ondertussen waren Jan en Gerrit begonnen een ander plan te realiseren. Een 'cultureel warenhuis,' een winkel waar licht beschadigde en tweedehands boeken, alsmede kunst en muziek te koop zou zijn. Een naam was snel gevonden: Cultureel Warenhuis Bobby Kinghe. Een winkel ook: de oude zaak van Koos Versteegh in de Hofstraat. Huren kon niet, maar de gemeente stond toe het pand tot nader order tegen een kleine vergoeding te gebruiken. Het gaf Jan met zijn gezin de gelegenheid om het lekkende krot op de Voorstraat te verruilen voor de kleine woning bij de winkel. Het warenhuis opende op zaterdagen en koopavonden zijn deuren en op de middagen dat ik geen les had, zodat ik verkoper kon spelen. Het ging een tijdje goed, tot er een partner bij werd gehaald, die na een poosje met de kas verdween. Daarna verliep het warenhuis en fungeerde de winkel korte tijd als het atelier van onze vriend en oud-klasgenoot, de kunstenaar Ton van Dalen.


Bobby Kinghe leek een verschijnsel van voorbijgaande aard, maar het zou anders lopen. Binnen onze vriendenkring waren er meer met belangstelling voor literatuur, muziek en beeldende kunst. Met meer mankracht en met een goede organisatie achter ons moest het cultureel warenhuis kunnen herleven. Herbert Bos, die bij een bank werkte, opperde het idee om een stichting op te richten. Dan hadden we een rechtspersoon en zou het gemakkelijker zijn om subsidie te krijgen. De stichting kon een deel van zijn inkomsten halen uit een boekwinkel in de trant van het oude warenhuis en vanuit het pand in de Hofstraat konden we andere dingen gaan organiseren. Han van Gorkom, met wie ik aan de PA studeerde, kwam met het idee voor een artotheek, we zouden een literair blad kunnen oprichten, literaire avonden en een folkfestival kunnen organiseren en er moest een Bobby Kinghe Band komen. We gingen aan de slag, er kwam een Stichting Produktiegroep Bobby Kinghe i.o., die de boekwinkel weer op poten zetten en ter gelegenheid van de opening daarvan op het Hof een grote kunstmarkt organiseerde. Die werd officieel geopend door wethouder Cees de Groen, voorheen voorzitter van de Culturele Raad. Enkele maanden daarna trad het bestuur van de stichting i.o. aan bij notaris Van Aardenne voor het verlijden van de akte. Jacques Noorman, de eerste voorzitter, Herbert Bos, Jan van der Geer en Gerrit de Wolf zetten hun handtekening. Han van Gorkom en Kees Klok waren nog net geen eenentwintig, nog minderjarig dus, en moesten genoegen nemen met alleen de vermelding van hun naam als bestuurslid. Op die dag werd Bobby Kinghe wedergeboren en begon hij zijn nieuwe, onzekere bestaan. Niemand die er toen enig idee van had dat we veertig jaar later, op 28 mei 2011, zijn achtste lustrum gaan vieren.



Geen opmerkingen: