Ik zie hen in gedachten nog weleens zitten, aan de bar van café De Vrijheid: Nico de Lijkensnijder, Dokter Henk en Dichter Flip. De Lijkensnijder had zijn bijnaam te danken aan zijn beroep. Hij werkte als veterinair patholoog-anatoom, onderzocht gestorven vee op ziekten, en gaf daarnaast les bij diergeneeskunde in Utrecht, beweerde hij. Hij zat vol verhalen, maar of ze klopten wist niemand. Internet, laat staan googelen, was nog een futuristische droom. Na sluitingstijd stapte hij op zijn brommer en reed daarmee naar Zwijndrecht, waar hij woonde. Waar precies wist ook niemand, maar hij was met het geven van rondjes even gul als met zijn verhalen. Je was nog niet binnen of je hoorde aan de bar: 'Jaap, geef dat stuk protoplasma een alcoholische consumptie van me.' Als hij zijn blaas moest ledigen, zei hij steevast: 'Ik ga even mijn slurf in de bak hangen.'
Dokter Henk kwam uit het oosten des lands, ergens vanachter het oerbos. Hij was na zijn scheiding naar Dordt gekomen, werkte met verslaafden en werkte na dat werken grote hoeveelheden bier onder zijn walrussnor naar binnen. Niet zelden stuitte een om hulp vragend alcoholist 's morgens in de spreekkamer op de forse kegel van de goedlachse psychiater. Hij woonde in een knoepert van een huis, in de buurt van de rechtbank, maar reed rond in een Morris Mini. Omdat vrijwel alle horeca die er in die dagen in Dordrecht toe deed hopeloos verspreid lag, gebeurde het niet zelden dat wij ons met vijf, zes man in het blikje propten, om met Dokter Henk van De Vrijheid naar De Bombardon te rijden of vice versa, afhankelijk van welk bandje waar stond te spelen. Soms vroeg hij wat tegen sluitingstijd nog aan de bar hing mee naar huis. Daar ging het drinken dan nog een poosje door. Als het hem uiteindelijk te laat werd zei hij: 'De laatste doet het licht maar uit en trekt de deur achter zich dicht,' waarna hij naar bed ging.
Dichter Flip was van een ander kaliber. Een filosoof die uiterst verzorgd Nederlands sprak met een keurig accent. Bloemendaal of het Gooi waren er niks bij. Niemand wist of hij ook werkelijk uit Bloemendaal of het Gooi kwam, of waar hij, als hij na een periode van afwezigheid ineens weer opdook, altijd platzak, altijd dorstig en altijd zo innemend dat wij wel weer voor hem dokten, in de stad verbleef. Ja, hij sliep weleens bij bekenden in een kraakpand, paste een poosje op een boot in de Wijnhaven, waarop je, zoals hij zei, 'enigszins ruim' kon slapen, maar je zag hem ook weleens de nachtopvang van het Leger des Heils uit sluipen. Hoewel hij veel wist van poëzie en literatuur, heeft niemand ooit een vers van zijn hand gelezen, maar Dichter Flip was Dichter Flip. Geen stamgast die daar aan twijfelde.
Zo rond dezelfde tijd zijn ze uit het café en uit ons leven verdwenen. De Lijkensnijder ging met pensioen en stak de rivier daarna maar weinig over. Ik zag hem nog een keer, opmerkelijk snel verouderd, in Visser, maar daarop volgde permanente radiostilte. Dokter Henk was de verslaafden beu en zocht een nieuwe baan, een woning en een stamcafé in Rotterdam, van waaruit ons slechts vage geruchten bereikten over almaar meer drank, uitmondend in een hersenbloeding en Dichter Flip verdween eveneens definitief uit beeld. Mijn literaire held L.H. Wiener heeft daar een prachtige uitdrukking voor: Verdwenen in de mist der mensen. De weemoed die mij weleens bevangt als ik aan die jaren denk, wordt er niet minder door.
Foto: Stockfoto
Geen opmerkingen:
Een reactie posten