zaterdag, maart 09, 2019

Groene hesjes



Regelmatig loopt een klas van de buurtschool door onze straat, keurig in de rij, de juf voorop, de kwekeling, nog een meisje, achteraan. Allemaal, op de juf en de kwekeling na, dragen ze een groen hesje. Gelukkig maar, want geel doet denken aan die beweging in Frankrijk, waarvan ik laatst de woordvoerder hoorde. Een advocaat. Uiteraard was het weer Europa dat de schuld kreeg. Dat we dankzij de Europese Unie al meer dan zeventig jaar vrede, voorspoed en welvaart kennen in ons hoekje van de wereld, begrijpen de boze kleuters niet. Achterlijke sentimenten als nationalisme, anti-antisemitisme en vreemdelingenhaat steken weer overal de kop op. Ik word er weleens moedeloos van. Iets van de geschiedenis leren? Dan moet je niet bij de mensheid zijn, maar daarover wil ik nu even niet schrijven. Ik wil schrijven over de herinnering die zo'n klas oproept.

Een herinnering aan het begin van mijn 'carrière' in het onderwijs. Carrière tussen aanhalingstekens. Het mag eigenlijk geen naam hebben. Ik heb jarenlang gestudeerd, zesendertig jaar in het onderwijs gewerkt, ben 'opgeklommen' van schoolmeester naar 'seniordocent' geschiedenis, maar mijn lerareninkomen kon niet in de schaduw staan van dat van sommige vrienden, die na een aanzienlijk kortere studie rechten of economie bakken met geld binnenhaalden. Ik trok er geen geel hesje voor aan. Ik had genoeg om mee rond te komen, maar ik kan me voorstellen dat jonge mensen denken: 'Onderwijs? Bekijk het maar.' Hard werken, niet naar aard en niveau van dat werk betaald krijgen, het gemuts aanhoren van die types die alleen maar naar je welverdiende zomervakantie kijken en dan ook nog die zeikende ouders iedere ochtend voor de deur. 

Daar hadden wij, toen ik als schoolmeester begon, nog geen last van. Ouders kwamen alleen op school als er iets bijzonders aan de hand was, en dat was in het dorp waar ik lesgaf, nauwelijks het geval. Luizenmoeders hadden we nog niet. Een paar keer paar jaar was er ouderavond, dan konden vader of moeder langskomen voor een gesprek en als er buiten die gelegenheid iets met een leerling aan de hand was, ontbood je de ouders op school. Die zeiden netjes 'meester' tegen je, ook al was ik drieëntwintig toen ik begon en sommigen van hen al heel oud, ergens in de dertig.

Het dorp was keurig verdeeld in refo's en gewone mensen. De refo's hadden hun School met den Bijbel en wij hadden een mank lopende dominee die één keer in de week de openbaren op vrijwillige basis kwam kerstenen. Je mocht tijdens de dominee ook naar handenarbeid, maar dat deed bijna niemand, want de dominee kon geen orde houden. Twee keer in de week trok ik met mijn klasje, nou ja, klasje, het eerste jaar had ik een klas van achtendertig leerlingen, naar de gymzaal, naast het dorpshuis. Onderweg passeerden we de School met den Bijbel. Ik zette mijn pupillen altijd aan tot het zo luid mogelijk zingen van 'potje met vet,' want muzikaliteit moet je onder alle omstandigheden te stimuleren. Tot ik na enige tijd werd aangesproken door het hoofd der school, dat mij proestend vertelde dat zijn collega van de School met den Bijbel had geklaagd over 'die onderwijzer met dat lange haar,' die zijn leerlingen zo hard liet schreeuwen. Die herinnering komt boven als ik de groene hesjes voorbij zie trekken en daar word ik iedere keer weer vrolijk van.

Foto: archief auteur




Geen opmerkingen: