Lieve Stella,
Het lijkt alsof er tussen begin november en nu een verschil van jaren ligt. We hebben bijna twee en een halve maand druipnat ellendeweer achter de rug en een onafzienbare serie menselijke gruweldaden in Oekraïne en het Nabije Oosten. Daar tussendoor hebben we vrolijk kerstmis gevierd en elkaar, terwijl allerlei idioten politie, brandweer en ambulancepersoneel met vuurwerk bekogelden, gelukkig nieuwjaar gewenst. Twee doden, de hemel weet hoeveel gewonden en zoals altijd een stevige materiële schade. Het was weer een echt feestje.
De volgende dag liep ik om tien uur 's morgens door een druipnat en geheel uitgestorven Dordrecht met een groepje Duitse cruisetoeristen en ondanks dat er eigenlijk helemaal niets te beleven was en je hier en daar bijna je benen brak over de achtergelaten vuurwerktroep, hadden we een genoeglijke stadswandeling. Aardige, belangstellende mensen, de meesten van mijn leeftijd, maar ook enkele jongelui. De meesten kwamen uit Düsseldorf of Keulen. Bekende steden, zeker Düsseldorf. Ik denk nog vaak aan de jaren dat je daar werkte en aan ons knusse appartement aan de Kennedydamm. Het penthouse(je). Jammer dat er geen lift in het gebouw zat. Wat hebben we gesjouwd met de wekelijkse boodschappen!
Het heeft even geduurd voordat ik helemaal van de nasleep van die liesbreukoperatie af was en soms heb ik nog steeds het idee dat er 'iets zit', maar pijn kun je het niet noemen en het kan even goed tussen mijn oren zitten, want hoewel ik redelijk stoïcijns de hernia verdraag, in de hoop dat het niet erger wordt en misschien wel een keer spontaan overgaat, neig ik gezondheidskundig soms een beetje naar het hypochondrische. Elk ouderdomsvlekje is direct verdacht, maar ik wil de dokter niet overlopen, ze hebben het daar al druk genoeg met echte patiënten. Ik ben half november wel even de griepprik gaan halen.
Eind november hadden we een familiefeestje in Utrecht waar nicht Magda haar verjaardag vierde. Daar heb ik nichtje Jeanine gefeliciteerd met haar promotie tot doctor in de geschiedwetenschap aan de universiteit van Cambridge. Ik was graag bij de promotie geweest, ik heb vorig jaar juni een paspoort aangevraagd om naar Engeland te kunnen, iets wat sinds die achterlijke brexit weer nodig is, maar het blijkt dat ze in Cambridge niet aan promotieplechtigheden doen. Ze heeft haar proefschrift voor een commissie verdedigd, achter gesloten deuren, waarna een tijd daarna een soort diploma-uitreiking plaatsvond, zoals bij ons op de middelbare school met een hele groep gepromoveerden, waar dan twee familieleden bij mochten zijn, haar ouders, en na enig soebatten bij Gods gratie ook haar partner. 's Lands wijs 's lands eer, natuurlijk, maar ik vind het nogal armoedig. Inmiddels heeft ze de Engelse academische wereld achter zich gelaten en zich wederom in het vaderland gevestigd.
Guus en ik zijn ook weer aan het onderzoeken geslagen. Nadat we ons artikel over de luchtbescherming hadden afgerond (het wordt in maart gepubliceerd, maar dit terzijde), zijn we de achttiende eeuw ingedoken. Een fascinerende eeuw, met onder meer de opkomst van de Verlichting, allerlei genootschappen ter bevordering van kunsten en wetenschappen (daar hebben we het nu nog springlevende Pictura aan te danken, dat dit jaar 250 jaar bestaat), die geheel ten onrechte in onze vroegere schoolboeken genoteerd stond als 'de pruikentijd' met zijn Jan Salie geest. Wat er nog wel aan schortte was de rechtspraktijk waarbij men zich in het strafrecht en de zedenwetgeving beriep op ordonnantiën van de Staten van Holland uit het einde van de zestiende en het begin van de 17e eeuw. Het was wachten op Napoleon met zijn Code Pénal van 1811 voordat de boel op modernere leest werd geschoeid. Waar we uiteindelijk uitkomen is nog niet helemaal duidelijk, we komen allerlei aardige dingen tegen die naar verleidelijke zijwegen voeren en we zijn ook nog niet zo gek lang bezig. Het waren nogal hectische weken aan het einde van het jaar en dan is het verademend om een dagje in de week te werken in de rustige studiezaal van het Dordtse archief, met uitzicht op het Hof, waar Dordrecht een en al geschiedenis ademt.
Op 18 november hield ik een lezing in de Augustijnenkerk over Johannes Eusebius Voet, de Dordtse arts, luitenant bij de schutterij, dichter, belastinggaarder en insectendeskundige die verantwoordelijk is voor het grootste deel van de nieuwe psalmberijmingen van 1773. Nou, dat heb ik geweten! Die lezing ging prima. Ik had me goed voorbereid en Voet is een boeiende en veelzijdige figuur waarover wel wat te vertellen valt, maar het was een gure, koude dag en de kerkenraad had vermoedelijk geen geld om de boel warm te stoken of men was vergeten tijdig een voorraad turf te bestellen. Het was in ieder geval onmenselijk koud en aangezien ik geen Eskimo ben (sorry ik moet geloof ik Inuit zeggen, anders staat vandaag of morgen de Autoriteit Politieke Correctheid aan de deur), heb ik er een twee weken durende hoest- en snotterpartij aan overgehouden. Het was een heel programma ter herdenking van Voet en de psalmen, met mooie koorzang en verschillende toespraken. Ik moest net voor de pauze. Daarna ben ik vertrokken om in de stamkroeg op te warmen. Ik stond 's maandags wel met een mooie foto in het Reformatorisch Dagblad!
De kerstdagen hebben we dit jaar in drieën gedeeld. De eerste dag zijn we met vrienden gaan brunchen in stadsbrasserie De Witt, in de vroegere Latijnse school in de Nieuwstraat, waar niet alleen Johan en Cornelis de Witt schoolgingen, maar ook voornoemde Janus Voet (zo stond hij in de boeken bij de rector). Het was sfeervol, bijzonder lekker en voor het geld ruim bemeten. De Witt is een aanrader. Ik ben er al een paar keer wezen eten en je kunt er ook naar de film, want het is niet alleen een brasserie, maar ook een filmtheater, opvolger van The Movies.
De tweede dag was ik te gast bij de heer Zwijnenburg, die zijn grote kennis van wijnen combineerde met zijn niet geringe kwaliteiten als kok. Meer hoef ik je niet te vertellen. Er was een aangenaam gezelschap bijeen, waarmee we in goede sfeer dineerden, om het maar eens officieel te zeggen en dat verzachtte deze beladen dag, waarop het zestien jaar geleden was dat jij overleed. Ruud schonk ondermeer een goed gerijpte Chateau Musar, een topwijn uit de Beeka Vallei.
Derde kerstdag, ja, dit jaar wel, heb ik de trein naar Zaandam genomen om bij Bart en Claudia Damen en Barts familie kerst te vieren. Hoewel de spoorwegen hun best deden om voor vertraging te zorgen en ik na aankomst in plaats van uit het station rechtsaf te slaan, zodat ik honderdvijftig meter verder voor mijn hotel had gestaan, linksaf sloeg en uiteindelijk ver na de afgesproken tijd bij de jongelui arriveerde, viel ik daar in een warm bad. Warmte, hartelijkheid, vriendschap en, nu ja, laat ik mij niet verliezen in superlatieven. Laat ik het erbij houden dat de hapjes heerlijk waren, het eten buitengewoon, de wijn idem dito en dat het maar goed was dit ik een hotel had geboekt, want na alle armagnac ik die mocht nuttigen, was er van mijn terugreis met de trein weinig terechtgekomen. Het was een waar feest onder vrienden. De andere dag heb ik nog even nagenoten in die mooie brasserie bij spoor twee op het Amsterdamse Centraalstation. Wat jammer dat zoveel prachtige stationsrestauraties zijn verdwenen, zoals die in Haarlem (nu een ordinaire danstent) en op Hollands Spoor (na de brand nooit meer in oude stijl herbouwd).
Na de kerst kwam de aanloop naar oud- en nieuw. Eigenlijk had ik geen steek zin in oud- en nieuw, met zijn herrie en gewelddadigheden. We hebben het in alle rust in de naaste familiekring voorbij laten gaan, al ben ik vooraf nog wel oliebollen gaan eten in Visser, totdat het daar te druk werd met feestgangers. Die oliebollen waren het ritje naar de Groenmarkt dubbel en dwars waard. Een paar uur later denderden we 2024 in. Ik zal maar niet zeggen wat ik van dit jaar verwacht. Gelukkig houd ik me als historicus bezig met het verleden.
In gedachten, altijd,
Kees
Dordrecht, 15 januari 2024