Rotterdam, voorjaar 1971. Het zicht vanuit het kantoor waar ik toen werkte. Rederij Koenigsfeld, op de hoek van de Wiilemskade en de Maasstraat. Tegenwoordig min of meer tegenover de steiger van de waterbus naar Dordrecht, halte Erasmusbrug. Van een Erasmusbrug was nog geen sprake. Door de stad liep nog een luchtspoor, via station Blaak. Daar stapte ik 's morgens uit en liep dan op mijn gemak naar kantoor. Een ontspannen kwartiertje voordat het serieuze werk begon.
Nu ja, werk. Ik zat op de containerafdeling als assistent-expediteur. De containervaart stond nog in de kinderschoenen. Zo'n twee keer per week liep een van onze scheepjes (meer dan coasters waren het in die tijd nog niet) de Waalhaven binnen en moest ik zorgen dat de geloste containers per spoor of vrachtwagen naar hun bestemming werden gebracht. Ik moest ook connossementen opmaken, maar erg veel had ik niet te doen. Ruim de tijd om over de Nieuwe Maas te staren, waar de 'skyline' nog niet bedorven was door allerlei megalomane nieuwbouw. Ruim de tijd ook om illegale fotokopieën te maken voor de Stichting Produktiegroep Bobby Kinghe in oprichting en aldoende vanuit Rotterdam wat aan de Dordtse cultuur te doen. Ook belde ik veelvuldig met mijn vriendinnetje in Engeland. Mijn naaste buurman, een vriendelijke homoseksueel met een scheef zittend toupetje, zei nooit ergens iets van en de chef aan het eind van de zaal had nooit iets door. Er werd zo vaak naar het buitenland gebeld.
Het was eigenlijk maar een saaie bedoening, behalve als ik een keer met de waterklerk mee moest en aan boord de jeneverfles op tafel kwam. Hinderlijk was dat ik dichtbij de voortdurend ratelende telex zat (jonge lezers moeten dat maar even googelen), prettig was dat er onbekommerd werd gerookt en dat we dat dan ook volop deden. Zeker drie van ons rookten pijp, de rest sigaretten. De blonde, immer wulps ogende secretaresse van de directeur, die in een aparte kamer op dezelfde verdieping zat, stoomde naar hartelust mee. Iedere ochtend om half twaalf at ik aan mijn bureau een banaan. Stipt op dat ogenblik liep de directeur langs, die dan beminnelijk knikte. Naar de banaan, want hij keek je nooit aan.
De enige weken dat het spannend werd, was toen een zekere Mirjam verscheen. Een tijdelijke kracht. Waarvoor is me nooit duidelijk geworden, maar ze kreeg opdrachten van de Rijnvaarttak van Koenigsfeld, een verdieping lager, waar kennelijk geen bureau voor haar beschikbaar was. Ik was op slag verliefd, maar ja, verlegen en ook nog eens, romantisch als het was, met een liefje op afstand. Op een gegeven ogenblik was ze weer weg en keerde de gebruikelijke saaiheid terug. Ik heb, tot ik het ook nog eens slecht betaalde baantje eraan gaf om een tijdje naar Engeland te vertrekken, nog vaak over het water zitten staren.
Foto's: auteur