maandag, november 16, 2009

Dutten bij de open haard


November. De donkere dagen voor kerst. Mist en regen, veel te vroeg 's avonds het licht op. Kortom, het is opnieuw tijd voor een voorpublicatie uit mijn naderende kroniek, waarvoor ik nog steeds geen titel heb. Even dacht ik aan Dutten bij de open haard, maar ik vrees dat ik zo'n titel niet aan mijn uitgever kan verkopen. We houden het gewoon nog maar even bij de werktitel Kroniek 2. De periode die in deze voorpublicatie wordt behandeld betreft de eerste dagen van november 2005. De foto is van het winnende team in het Dordtse scholendebat over de gebroeders De Witt, samengesteld uit leerlingen van de toenmalige gymnasium en atheneum 4 klassen. Inmiddels bevolken ze de universiteit of hoge school, naast hun betrekking bij de supermarkt of in de horeca.



Woensdag, 2 november:

De Da Vinci Code uit. Een thriller die het moet hebben van twee millennia menselijk bijgeloof en occulte fantasieën. Het boek leest vlot, maar graaft nergens diep. Er wordt wat gegoocheld met complottheorieën uit de oude doos en het wordt spannend gemaakt met een aantal trucs uit de wereld van het betere detectivewezen. Het leent zich wel voor een film, eentje met zo'n wat zoetelijk, semi-romantisch einde, waar het volk bij kan zwijmelen. Een film die er dus wel zal komen, maar die ik niet hoef te zien. Zoals Stella zei: 'Het is geen Thomas Hardy.' 


Gisteren mijn vrije middag doorgebracht in het Dordrechts Museum, waar vier van onze tweede klassen de tentoonstelling over de gebroeders De Witt kwamen bekijken. In de museumwinkel het Dordt boek gekocht, een soort gids met wetenswaardigheden over de stad, waarvoor Pieter Breman (als beheerder van het prentenkabinet van het Stadsarchief) het beeldmateriaal heeft geleverd. Ik word op pagina 322 geciteerd in het lemma over Visser:


Het dagcafé heeft 'goddank geen boodschap aan de modernisering en de waan van de dag,' aldus Kees Klok, vaste gast sinds veertig jaar. 


Ik kan mij niet herinneren wanneer ik dat heb geroepen, maar het is honderd procent Kees Klok. Mijn voornaam is zelfs correct gespeld, wat me alleszins meevalt. De titel van het boek is niet goed gekozen, want er bestaat al een Dordtboek dat is uitgegeven door Perspektief en hij herinnert ook te veel aan de Dordtboeken uit de jaren zeventig, die gratis boekjes die werden uitgedeeld tijdens de boekenweek en waarvoor de redactie uit democratisch oogpunt van de Culturele Raad geen kwaliteitscriteria mocht hanteren. Ze bestaan zodoende uit een mengeling van fraaie gedichten en verhalen en verschrikkelijke troep. Na twee of drie nummers is de redactie stiekem toch een beetje naar kwaliteit gaan kijken, waardoor ze aan leesbaarheid wonnen. Uit geldgebrek is men er tenslotte mee opgehouden. Nu worden op boekenmarkten en in antiquariaten aanzienlijke bedragen voor die deeltjes gevraagd. 


Vrijdag, 4 november:

Lees het nieuwste deel van Hans Warrens Geheim Dagboek en vraag me opnieuw af wat me zo in dat werk boeit. Waarschijnlijk toch in de eerste plaats de belangstelling van de ene dagboekschrijver voor de andere. Daarbij komt de, gedeeltelijke, identificatie. Ook een dichter die ver in de provincie woont, ver van de zelfverklaarde metropool Amsterdam. Zijn verzorgde stijl, zijn gevoel voor schoonheid, de natuur en de klassieken, boeien me. Er klinkt in zijn dagboeken soms een soort melancholie door die mij raakt. Aan de andere kant staan er veel details in over zijn liefdesleven die mij niets zeggen, of onbenulligheden als het bewonderen van een drol, maar dat neem ik bij al het moois maar op de koop toe. 


Zondag, 6 november:

Zaterdag in Amsterdam op de bijeenkomst van het Genootschap voor Nieuwgriekse Studiën een verhandeling gehouden over de jongste ontwikkelingen op Cyprus. Daarvoor gaf Mark Janssen, tegenwoordig hoogleraar aan de Roosevelt Academy, een interessant college over het Cappadocisch. De herontdekking daarvan wordt hem, naar hij zei, niet in dank afgenomen door de Turkse overheid, wiens taalpolitiek nog steeds gebaseerd is op een rabiaat chauvinisme. Er waren weinig aanwezigen, misschien is zaterdag geen gelukkige dag, maar wanneer moet je zo'n bijeenkomst dan houden? Na afloop nog even nageborreld met Wim Aerts en Gunnar de Boel. Wim moest hartelijk lachen om de passage over hem in Warren, die ik hem liet lezen (Geheim Dagboek, zeventiende deel, 1987-1990, pagina 60).


Vanmiddag een goede presentatie van Jan Eijk zijn tiende bundel, Een olifant met geheugenverlies, bij galerie Intermezzo. Jan was in vorm en las indrukwekkend voor. Een duo (viool en piano), waarvan ik de naam had moeten noteren, de violiste kwam uit IJsland, speelde prachtige muziek van onder andere Sibelius. Nadat Jan, van wie we alles hebben op wat bibliofiele frutsels na, het boek had gesigneerd, zijn we aan de wijn gegaan, zij het met mate. Eindelijk kennis gemaakt met Carolien van Santen, na drie jaar minimaal e-mail of telefonisch contact. Dichter en hoofdredacteur van het tijdschrift Ballustrada, André v.d. Veeke, was met zijn dochter helemaal uit Terneuzen gekomen. We zien elkaar te weinig, maar ja, hij woont daar beyond the pale, hoewel de afstand meer psychologisch ver dan echt ver is. Bijna al onze vrienden uit Dordt, die van Wagner & Van Santen op mijn instigatie een uitnodiging hadden gekregen, ontbraken. De psychologische afstand tussen Visser en Intermezzo is kennelijk groter dan die tussen Dordt en Terneuzen.


Dinsdag, 8 november:

Warren eindigt dit dagboekdeel met de zware storm van 25 januari 1990, dezelfde die bij ons de tuinschutting omblies en het dak van het flatgebouw aan het begin van de straat meenam. Een wonder dat er toen net niemand over de Krommedijk liep. Bij Warren stort de schoorsteen in en waait het dak van de aanbouw eraf. En dan? Cliffhanger...vervolg in het komende deel. Wat een ergerlijke, commerciële, misschien zelfs wel kinderachtige, ingreep. Je eindigt zo'n deel eind 1989 of eind 1990, maar niet op 25 januari 1990 om je lezers een aantal maanden, meer dan een jaar, twee jaar misschien, in spanning te laten zitten!


Vanmiddag weer met een klas naar het Dordrechts Museum geweest. Vooraf koffie in café Mignon. Afgevallen bladeren van de platanen in de museumtuin zorgden voor een mooi, gefilterd licht. Jan Eijks ontroerende gedicht, Tuin Dordrechts Museum, hangt prominent naast de ingang. Ooit stuurde ik een exemplaar van Maatstaf naar het museum, met daarin mijn even mooie gedicht (ik zeg het gewoon maar zelf) Dordrechts Museum, maar daarop heb ik nooit enige reactie in woord of gebaar ontvangen. Dat doet overigens aan mijn sympathie, misschien moet ik wel zeggen, mijn liefde voor het museum met zijn schitterende collectie (vooral de 19e eeuw) niets af. Afgewezen minnaars zijn ook minnaars. 


Vanmiddag een wat nerveus klinkende man aan de telefoon:

'Bent u tandarts?' 

'Nee, ik ben dichter.'

Stilte.

'O sorry.'

Vorige week belde er ook al iemand voor een tandarts. Vroeger werden we regelmatig door Engelsen gebeld die naar de afdeling beveiliging van Grootint vroegen. Soms antwoordde ik dan dat ze verbonden waren met de afdeling beveiliging van het Ministerie van Oorlog ('you are connected with the security department of the War Office'). Dat leverde ook weleens wonderlijke stiltes op. Dat bellen is op een bepaald ogenblik gestopt, maar nu hebben we dus een tandartspraktijk.


Woensdag, 9 november:

Weer een vrije middag ingeleverd voor de school. Nu voor de debattraining met een groepje leerlingen van Vwo-4, met de daarbij horende rondleiding door de De Wittententoonstelling. Ik geloof dat ik maar inwoning aanvraag bij het museum. Opvallend hoe goed die kinderen al debatteerden. Als je ze iets laat doen waar ze zelf veel schik in hebben zijn het ineens de halve minkukels niet meer waarvoor ze zich op school zo graag uitgeven.


Maandag, 14 november:

Drie uur rapportvergaderd en de rest van de dag vrij. Zo zou het altijd moeten. Ik zit in Stella's knusse werkkamer (en zij in de mijne) en besluit dat ik mijn vrije uren nuttig ga besteden door nu eindelijk eens werk te maken van het Revisor-essay over John Burnside. Na het schrijven in mijn dagboek, want al staan de meeste van mijn dagboekcahiers voornamelijk vol met mateloos gebabbel, toch zie ik het dagboekschrijven als een even grote opdracht als het schrijven van gedichten. De schrik slaat me om het hart als ik bedenk wat er na mijn dood met die dagboeken kan gebeuren. Ik zou iets moeten regelen, want anders is de kans groot dat Wouter Noordewier zijn voorspelling uitkomt en alles met het oudpapier meegaat.


Gisteren naar Eindhoven gespoord voor de presentatie van de Meanderbloemlezing. Een mooi boekje, goede voordrachten en leuk om een aantal medewerkers waarmee ik regelmatig e-mail, zoals Joop Leibbrand en Rob de Vos, persoonlijk te leren kennen. Edith de Gilde had mijn gedicht Meisjesbad gekozen om voor te dragen, wat me verraste en waar ik door ben gevleid. Kennisgemaakt met Philip Hoorne en zijn vrouw, die ik nauwelijks kon verstaan, maar dat komt meer door mijn slechte gehoor dan door haar Vlaams, denk ik. We kochten zijn nieuwste bundel, die Stella inmiddels al heeft gelezen.  

Joop Leibbrand sprak over de spagaat in Meander tussen amateur-dichters en de literaire bovenwereld. Dat woord amateur-dichters, daar moeten we vanaf. Bedoeld wordt dichters die niet bij een erkende uitgeverij publiceren, maar 'het publiek' denkt nog altijd aan rijmelende kruidenvrouwtjes. Onder die zogenaamde amateur-dichters, een woord dat ik hierna nooit meer wil gebruiken, zitten ook goede dichters, zoals bijvoorbeeld Fa Claes, die bewust niet bij een erkende uitgeverij wil en liever zelf zijn boeken uitgeeft. 

Na afloop bijgepraat met Patty Scholten, die vertelde dat de redactie van De Tweede Ronde de hoop op het vinden van een nieuwe uitgever nog niet heeft opgegeven. Omdat Eindhoven ons buitengewoon onaantrekkelijk leek om in uit eten te gaan, hebben we rond zes uur de trein terug naar Dordt genomen. We vonden de Italiaan gesloten. Op zondag dicht, dat schijnt de nieuwste gril te zijn. Doorgelopen naar de Passant en daar uitstekend gegeten, maar we moesten wel in een soort kelder zitten, vanwege de drukte. Achteraf maar goed, want het was er relatief rustig, terwijl boven een ploeg tetterend achterbuurtvolk zat. Door een sfeervol verlicht havenkwartier naar huis gelopen. Wat is Dordt toch mooi als de inwoners binnen zitten. Thuis tevreden ingedut bij de open haard.


Geen opmerkingen: