Ergens schrijft Kees Buddingh' dat hij als jongen altijd rabiaat achter de meisjes aanzat. 'Meisjes, pure poëzie,' concludeert hij. Ik ben het nog steeds met hem eens, ook al ben ik al vele jaren 'een vieze, oude man van boven de dertig,' om Gerard Reve te citeren. Ik geloof niet dat ik als jongen rabiaat achter de meisjes aanzat, daar was ik te verlegen voor, maar ik had het altijd wel van een of ander meisje te pakken. Meestal bleef het bij staren uit de verte en hopen dat de school in brand zou vliegen, zodat ik als held dat meisje zou redden, waarna eeuwige trouw enzovoorts waren gegarandeerd. Zo wisselden de bewonderde meisjes elkaar af, zonder dat ze ook maar het geringste vermoeden hadden hoe hevig zij mijn hart beroerden.
De foto is een uitsnede van de groepsfoto van de eindexamenklassen uit 1968 van Mulo-Groenedijk. De brave jongen links met het Deelderachtige plakhaar ben ik, rechts achter mij, ik weet nog dat ze met haar hand op mijn schouder leunde toen de foto werd gemaakt, zit Marianne. Op Marianne was ik in die tijd zeer verliefd. Zij was de aanleiding voor mijn eerste dichtbundel, die ik dat jaar tijdens de Kerstdagen schreef. Het ene wanhopig verlangende liefdesgedicht na het andere. Die gedichten zijn later goddank verloren gegaan, want ze zijn van het genre van dertien in een dozijn, van dat gelamenteer dat ik als poëzieredacteur bij uitgeverij Liverse met kilo's door de papierversnipperaar draai. Ik heb ze haar nooit durven sturen. We deden eindexamen en daarna verdween ze heel lang uit mijn leven, hoewel de verliefdheid nooit helemaal is gesleten.
Veel later zag ik haar terug op een reünie van de middelbare school. Dat gaf een schokje. Ze was nog even bloedstollend mooi als in 1968 en zachtjes bloeide mijn verliefdheid op. Niet meer verlegen raakte ik snel met haar aan de praat. 'Ik vond jou vroeger wel erg leuk,' zei ze, 'en interessant, zoals jij altijd met de schoolkrant bezig was en met dat bandje. Maar jullie waren zo arrogant, jullie spraken niet eens met ons.' Haar bijna even mooie vriendin Sonja, ook op de reünie, knikte bevestigend, maar ja, we waren achtentwintig jaar verder. We waren allebei heel gelukkig getrouwd en bovendien door de breedte van Nederland gescheiden. Wel onderhielden we sindsdien sporadisch contact, een kaartje met Nieuwjaar, later nu en dan een e-mail. De laatste jaren beantwoordde ze geen e-mails meer. Ze had het misschien druk, dacht ik, kleinkinderen, ander werk, wie weet? Gisteren hoorde ik bij toeval dat ze in januari 2005 is overleden. Veel te jong is ze definitief een dierbare herinnering geworden. Een gedachte waar ik wat melancholisch van word.
2 opmerkingen:
Marianne is mijn moeder en ik mis haar iedere dag!
Bijzonder stukje om te lezen....zal mijn broer er ook op attent maken!
Dank je wel!
Esther
Dat is een mooi verhaal meneer Klok, Groeten van meneer Duimel :)
Een reactie posten