Hij heeft geen idee waarom hij opeens op het woord kamperen komt. Hij heeft het weleens gedaan, vooral in zijn studententijd. In Frankrijk en Engeland. Hij denkt aan regenachtige ochtenden, met een slaperig hoofd onderweg naar het was- en kakhok, met een rol toiletpapier onder de arm. Hij ziet zich weer in de weer met een primus. Thee zetten voor het ontbijt, hopend dat er toch nog een beetje zon komt. Armoede, pure armoede. De laatste keer dat hij zich tot een kampeeravontuur liet verleiden was toen hij zijn vrouw net had leren kennen, nog voor ze trouwden. Dan laat je weleens een principe varen.
Zijn vrouw werkte aan de Aristotelesuniversiteit en die had, heeft misschien nog wel, een eigen camping in het Griekse Halkidiki, op het schiereiland Kassandra. Daar mocht het personeel met hun gezinnen gratis kamperen. Of dat ook gold voor de studenten, herinnert hij zich niet meer. De camping was verdeeld in tweeën, een deel voor de professoren en een deel voor de leergierige jeugd. 's Avonds was het in beide delen dolle pret. Over het weer had hij die keer niets te klagen, hoewel, in een klein tweepersoonstentje onder een scharminkelige boom met overdag een graadje of vijfendertig is ook niet alles. Naast veel drank, nauwelijks koel te houden, waren er ook veel muggen.
In Engeland huurde hij een keer met vrienden een kampeerwagen. Lang voor hij zijn vrouw leerde kennen. Hij had net zijn rijbewijs. De nauwe lanen met de talloze muurtjes en hagen, heuvel op heuvel af, waren een goede leerschool, maar van kamperen kwam niet veel terecht. Meestal reden ze van hotel naar hotel, op twee avonden na. De eerste weet hij nog, langs een kanaal ergens bij York, en de laatste op East Midlands Airport. Gewoon naast de landingsbaan, omdat ze 's morgens voor de terugvlucht eerst die kar nog moesten inleveren. Het was de luchthavenpolitie zelf die met die oplossing kwam. Ze konden er de hele nacht niet goed van slapen.
Foto: archief auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten