Er zijn bij ons in de familie, en dat geldt zowel voor de Griekse als de Nederlandse, van die historische gebeurtenissen waar veel over wordt gesproken, totdat de betrokkenen overlijden en je er niet of nauwelijks meer van hoort, tenzij iemand de familiegeschiedenis opschrijft. In de Griekse familie speelde het verhaal over de dramatische verdrijving uit de Kleinaziatische Pontos, een hoofdrol. Nu vrijwel alle leden van de generatie die dat aan den lijve meemaakte zijn overleden, op mijn 102-jarige tante Parthena na, wordt het verhaal minder gehoord, maar begint het langzamerhand een beetje een mythische status aan te nemen. Het geheugen van het individu maakt van het verleden zijn eigen verhaal, wie een dagboek heeft bijgehouden moet de bijdragen van een jaar of 25 geleden maar eens lezen en die met herinneringen aan die tijd vergelijken. Als dat al een rol speelt bij ooggetuigen, hoe is het dan wel niet gesteld bij indirecte getuigen? Je zou ook kunnen zeggen: wat is de waarde van mondelinge geschiedenis, waarvoor in Nederland onvermijdelijk de vakterm oral history wordt gebezigd? Voor de literatuur, voor het schrijven van fictie, kan oral history een rijke bron zijn. Door het menselijk tekort is het voor de geschiedwetenschap een zeer gebrekkig hulpmiddel.
Dat neemt niet weg dat ik altijd enorm genoot van de mondelinge historicus in de familie, mijn grootvader van moeders kant. Die had ook wel wat te vertellen. Allereerst een noodgedwongen, avontuurlijke jeugd, omdat hij het bij zijn oerkrenterige vader niet kon uithouden, eerst in de Rijnvaart, daarna op de wilde vaart. Tussen die bedrijven door werd hij in de Eerste Wereldoorlog gemobiliseerd. Al snel hadden de militairen langs de Duitse grens ontdekt dat het smokkelen van boter een aardig zakcentje opleverde. Grootvader werd gepakt en kreeg een strafoverplaatsing naar Dordrecht, als oppasser van een officier. Op het Ministerie van Oorlog, zoals defensie toen nog krijgshaftig heette, al voeren we nu meer oorlog dan toen, had niemand door dat hij in Dordrecht vlak bij vrouw en kinderen verbleef, waar hij al schoenpoetsend de rest van de mobilisatie naar grote tevredenheid uitzat. Er kwam een eind aan de zeevaart na de geboorte van zijn vijfde kind, een zoon. Eerder kreeg hij vier dochters. Grootvader wilde graag als kroegbaas in de voetsporen van zijn vader treden, maar daar stak mijn oma een stokje voor, die wilde haar dochters niet achter de tapkast. Hij sleet tenslotte de rest van zijn leven als melkboer, maar maakte ook in dat vak voldoende mee om later over te verhalen.
Voor mijn grootvader stond vast dat zijn zoon moest studeren, wat er ook gebeurde. Aanvankelijk kwam de Tweede Wereldoorlog er tussen, een periode, waarin mijn oom als dwangarbeider werd afgevoerd naar Duitsland. Tijdens een bombardement op de transporttrein ergens in het Rijnland wist hij te ontsnappen. Hij bereikte op eigen kracht Dordrecht, maar daar vond mijn grootvader het te onveilig. Er woonden verschillende NSB-ers in de buurt. Mijn oom dook onder in Velp, bij een zus van mijn oma en haar man, een ingenieur bij Rijkswaterstaat. Prompt maakte hij daar enkele maanden later de slag om Arnhem mee, waardoor het gezin op de vlucht moest naar Apeldoorn. Na de oorlog studeerde mijn oom af in de weg- en waterbouwkunde en werd eveneens ingenieur bij Rijkswaterstaat. Hij werkte ondermeer mee aan de bouw van de waterkering in de Hollandse IJssel, was jarenlang betrokken bij de Deltawerken en bouwde, kort voor zijn vroegtijdige dood, mee aan de Hartelsluizen bij Rotterdam. Uit die Deltaperiode vertelde mijn grootvader regelmatig trots een wapenfeit. Op 18 mei 1960 werd de eerste Deltadam, de Zandkreekdam, geopend door de koningin, in gezelschap van de Zeeuwse commissaris van de koningin Mr. de Casembroot. Mijn grootvader was samen met mijn oom bij de gebeurtenis aanwezig. Naar eigen zeggen zou hij op de koningin zijn afgestapt met de woorden: 'mevrouw, ik ben de vader van de ingenieur,' waarop Juliana zou hebben gezegd dat hij trots moest zijn op zijn zoon. Tja, oral history, mijn oom heeft het verhaal in opa's aanwezigheid nooit ontkend, maar op de foto die ik er nog van in mijn archief heb, geeft de koningin mijn oom een hand en staat mijn grootvader op gepaste afstand buiten beeld. Toch was het altijd een genoegen hem te zien glunderen bij het verhaal en dat is misschien meer waard dan de waarheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten