Thessaloniki, 9 februari 2008
Beste Thijs,
Gisteren zijn Herbert, Rob en Pepita als laatsten van het buitenlands bezoek vertrokken. Eerder waren Guus de Landtsheer hier met vrouw en dochter, John en Marie-Thérèse Heuzel (van Kruispunt, uit Brugge) en ook Ilse uit Düsseldorf. Ik heb een kleine twee weken voor gids gespeeld, wat een goede afleiding voor me was. Behalve veel rondgelopen in de stad (en gegeten en gedronken, het zal je niet verbazen) hebben we uitstapjes gemaakt naar de watervallen van Edessa en naar Litochoro aan de voet van de Olympos. Beiden met de lijnbus van de KTEL, het staatsbusbedrijf. Goedkoop en netjes op tijd. Nu de gasten afscheid hebben genomen ben ik weer eens een avond thuis. Ik heb net de was binnengehaald, in een ijskoude noordenwind, naar de ondergaande zon gekeken, koffie gezet, een pijp opgestoken en een zender met mooie muziek gevonden. Het zou een perfecte vooravond zijn geweest als niet...nu je begrijpt het wel.
Ik denk dat je helemaal gelijk hebt als je schrijft dat de tijd geen wonden heelt, hooguit een beetje verzacht en er is nog maar zo weinig tijd overheen gegaan. Gisteren waren we bij Stella’s graf, waar een zee van bloemen stond. We hebben er nog meer bij gezet, het olielichtje bijgevuld en weer aangestoken, naar goed Grieks gebruik kaarsen gebrand. Duizenden draden van herinneringen, ontmoetingen, emoties, schrijf je en dat die wreed verscheurd zijn doet zeer, maar wat ben ik blij dat we zulke mooie jaren hadden, dat ik niet terug hoef te zien op donkere momenten die voor spijt en wroeging zorgen.
Als ik aan de toekomst denk word ik soms, hoewel wat minder dan eerst, overvallen door een gevoel van paniek. Ik zal niet direct spoorslags naar Griekenland vertrekken, waarschijnlijker is dat ik, als ik niet meer werk, mijzelf tussen Dordrecht en Thessaloniki verdeel, dan weer eens hier, dan weer eens daar. Ik zie wel hoe ik dat doe, in de geest van Stella. Met de poëzie, mijn schrijverij en vertaalpogingen, met de herinneringen en verhalen. Op dit ogenblik mis ik jullie, zou ik graag weer aanschuiven bij Visser, bij de dichterskring. Ik mis ook mijn collega’s, waarvan een groot aantal erg met me meeleeft, ik mis mijn leerlingen, maar op het ogenblik kan ik de gedachte om straks 2500 kilometer verwijderd te zijn van Stella’s graf nog niet goed verdragen.
Wij hadden zo onze rare trekjes. Een ervan was dat Stella het altijd erg leuk vond om op Valentijnsdag een kaart van mij te krijgen met een gedicht, een spreuk of een wens. Dat heb ik zolang wij elkaar kenden geen keer overgeslagen, maar hoe moet dat nu op donderdag? Ik zal naar haar graf gaan met haar lievelingsrozen, de olielamp bijvullen en aansteken, kaarsen branden en weer die zinloze vraag stellen waarom haar die ziekte moest overkomen. Er zal geen antwoord komen, zoals we ook geen antwoord kregen toen Peter ziek werd, toen Wim ziek werd. Stella schreef:
We zullen een praatje maken,
want we weten dat de doden
leven onder de levenden.
Ik geloof dat dat waar is. Net als jij denk ik nog vaak aan Peter, deze week hebben we het regelmatig over hem gehad, en aan Wim. Stella bewonderde Wims moed, ze heeft daarover een gedicht geschreven, niet wetende dat zij niet veel jaren daarna evenveel moed nodig had.
Voor de vrienden kwamen ben ik begonnen met het vertalen van vier gedichten van Stephanos Stephanides, een Cyprioot die in Engeland opgroeide en in het Engels schrijft. Het zal nog lang duren voor ik het aan zal durven om zonder Stella vanuit het Grieks te vertalen, misschien dat het daar wel nooit meer van komt. Die vertalingen ga ik nu afmaken, ze moeten op tijd naar Ballustrada voor het voorjaarsnummer. Daarnaast probeer ik mijn weblog bij te houden. Nu en dan komt er een gedicht, maar dat is iets dat je niet kunt forceren. Gedichten dienen zich aan en krijgen dan de vorm die ze wensen. Daarnaast is er natuurlijk het dagboek, werkelijk een soort van reddingboei, hoewel het meestal weinig spectaculair is wat ik schrijf.
Ik moet nog van Henk Verweerd vernemen wanneer en waar hij En vooral: de gordijnen dicht wil presenteren. Het zal ergens in maart zijn, of in april. Hij vertelde me dat het ongeveer klaar is rond de tijd dat ik terugkom naar Nederland. Aanvankelijk zou het eerder zijn, maar omdat ik naar Griekenland vertrok was er geen reden om de uitgave te verhaasten. Ik ben wel blij dat Stella de drukproeven nog heeft kunnen lezen en het omslagontwerp heeft gezien. Ze was er tevreden over.
Houdt Lupius het niet-roken nog vol? Ik vind dat verrassend en, zoals je schrijft, zeker sterk. Ik ben niet van plan de sigaar de sigaar te laten, maar ik ben weer regelmatig pijp gaan roken, zoals ik dat lang geleden, in mijn studententijd op de pedagogische akademie, deed. Ik ben er overigens nooit helemaal mee opgehouden. Ik vind het lekker en het geeft me rust. Stella vond het niet erg als ik een sigaartje rookte, ze nam er zelf ook weleens eentje, al gaf ze de voorkeur aan kretèk, maar ze vond het altijd aangenamer als ik een pijp opstak. Ik heb tabak meegenomen uit Dordt, maar ben mijn pijp vergeten. Achter de Agia Sofia vond ik een mooie tabakswinkel, waar ik een nieuwe pijp heb gekocht, die heerlijk rookt en aangenaam in de hand ligt. Ik bespeur een renaissance van de pijp. Guus de Landtsheer is er weer eentje gaan roken en Rob Kottenhagen zat ook stevig aan de pijp. John Heuzel is al een leven lang niet van zijn pijpen te scheiden, volgens Marie-Thérèse rookt hij zelfs in bad.
Ik heb twee weken lang buiten de deur gegeten en dacht vandaag eens zelf te koken, maar ik had er geen zin in. Jullie zitten op dit ogenblik waarschijnlijk bij de Italiaan, dus ik heb bij Pizza Roma ook maar een 'Manitari Klassiko' (klassieke paddestoelen, whatever that may be) besteld. Pizza Roma komt op nr. 2 in de ranglijst, na Costa d' Oro. Morgen eet ik bij Stella’s kunstschilderende neef Pericles, die onlangs in een twee uur durende uitzending van de plaatselijke televisie in het zonnetje is gezet, wat hem is gegund. We hebben hier een soort RTV-Dordt, alleen voor 1,2 miljoen mensen, in plaats van voor 110 duizend. Overigens hoef je voor het geld niet thuis te eten, de meeste restaurants (behalve als je je laat oplichten door de nouvelle cuisine) zijn nog verbazend goedkoop. De maaltijd na de herdenkingsdienst voor de veertig dagen na Stella’s dood, waaraan ruim zeventig mensen deelnamen (en Herbert kan je vertellen hoe overvloedig die was), kostte me achthonderd euro. Een paar dagen geleden aten we met zijn twaalven bij Louloudadika, een restaurant op de bloemenmarkt, waar we genoten van twee heren met bouzouki en gitaar die de prachtigste liederen speelden. Na een zeer overvloedig en wijnbesprenkeld maal rekenden we twaalf euro per persoon af, inclusief stevige fooi. Misschien moet je eens een keer hierheen komen, ik heb het idee dat de stad je goed zal bevallen. Rob Kottenhagen is helemaal in de ban van Griekse muziek geraakt, Herbert zei, bijna met tranen in zijn ogen: ‘waren we maar eerder gekomen, toen Stella nog leefde.’ Ach, we hebben allemaal gedacht ‘het komt nog wel een keer,’ maar je ziet hoe snel de dingen kunnen veranderen. De toekomst: we zien wel. Laten we maar een beetje met de dag leven. In ieder geval hoop ik nog eens met je van de wijn te genieten in Loxias, een klein, rustig café dat tegelijkertijd boekhandel en leeskabinet is. Heel bijzonder en sfeervol.
Vandaag is er een stuk over Stella met negen van haar gedichten verschenen in Meander.
Een hartelijke groet uit Thessaloniki,
Kees
Geen opmerkingen:
Een reactie posten