woensdag, mei 04, 2011

Brieven aan...


Thessaloniki, 23 januari 2008,


Dag Jehanne,


Veel dank voor je brieven van 30 december en 13 januari. Die van de 30e kwam een dag na die van de 13e. De wegen van de posterijen zijn duister. Op de envelop zat een stempel van de TNT, met daar overheen, op zijn kop, een Griekse zegel van 1 (één!) eurocent, met een Grieks stempel erop. Curieus, ik zal hem voor je bewaren. Er komen brieven binnen met een poststempel van 31 december en van 18 januari, op dezelfde dag.


Ergens in huis (maar het kan ook in Nederland zijn) moet een doos staan met Stella’s postpapier. Ook van dat mooie papier als waarop jij je brieven schrijft. Ik zal er eens naar gaan zoeken. Het is nog steeds een van de dingen waaraan ik niet ben gewend: dat ik niet even aan Stella kan vragen waar dit of dat ligt. Ik doe het wel, ik praat regelmatig tegen haar, maar het antwoord blijft uit. Die leegte probeer ik maar zo goed en zo kwaad met allerlei dingen te vullen: veel schrijven, wandelen, vrienden opzoeken, lezen (nu drie boeken door elkaar: Dawkins – The God Delusion, Fik Meijer – De oudheid is nog niet voorbij en van een vriend, Konstantinos Kambas – Μπορεί κάποιος να πηδήξει πάνω από τον ίσκιο του; ofwel: Kan iemand op zijn eigen schaduw springen?) en bij tijd en wijle een excursie naar de burchten van de bureaucratie. Volgende week komen er vrienden uit Nederland, dan heb ik er een baantje bij als rondleider. Soms ga ik bij het aanbreken van de dag de berg op.


Dank voor jouw gedichten over het thema ‘sloop.’ Ik ben er niet aan toegekomen, al heb ik nog wel een paar ideeën. Zo herinner ik mij het prachtige uitzicht vanuit ons huis achter de remonstrantse kerk op de tuinen van de villa’s aan de Johan de Wittstraat. We woonden er nog niet zo lang toen er flats verrezen en daarna, als kroon op de gruwel, dat smerige, grauwe postkantoor. Het was in de dagen dat het stadsbestuur nog helemaal in de ban was van het megalomane saneringsplan uit de jaren ’50. Mijn oud-docent geschiedenis Gerard Borst – ook alweer een paar jaar geleden aan kanker overleden – heeft daar ooit een mooi artikel over geschreven in een van de eerste afleveringen van Kwartaal en teken van Dordrecht. Het is wel duidelijk tot wie jouw gedichten gericht zijn, maar ik vrees dat dat een meneer is met weinig gevoel voor poëzie.


Ik herinner me dat pand op de Vrieseweg waar je over dicht (ik ben geboren op de Vrieseweg 33, mijn grootvader en later mijn tante, hadden er tot eind jaren ’70 een kruidenierszaak) niet anders dan verveloos en in verval. Indertijd woonde er iemand met de voor ons kinderen vreemde naam Toth. Het is eigenlijk een klein wonder dat het niet al lang geleden in elkaar is gezakt. Het moet een sterk karkas hebben. Dat noodt – zou ik zeggen – tot restaureren.


Gefeliciteerd met je bachelor! Verstandig ook dat je doorgaat voor je master. Eigenlijk kandidaats en doctoraal, wat me toch iets vertrouwder in de oren klinkt. Ook mooi: het Vlaamse licentiaat. En na die master komt natuurlijk de keuze: promoveren of inderdaad advocaat van de krakers worden. Ik ben indertijd met mijn proefschrift gestopt omdat ik op een bepaald ogenblik besefte dat ik helemaal niet meer aan de literatuur toe kwam met ook nog mijn onderwijsbaan. Daarbij kwam dat mijn onderwerp mij steeds minder ging interesseren. Ik heb er nooit spijt van gehad. Als ik was doorgegaan was In dit laagland er hoogstwaarschijnlijk niet gekomen.


Gisteren was het prachtig voorjaarsweer. Ik kon ’s middags zelfs een poosje op het balkon zitten, maar vanmorgen is het herfst. Het waait hard, er dreigt regen, het is koud. Het weer waarbij ik me slecht voel. Het weer, meer Nederlands dan Grieks, waar Stella zo slecht tegen kon. Stella was een kind van de zon. Altijd als we in Griekenland aankwamen riep ze blij: 'Wat houd ik van het licht van Hellas!' Het wonen in Nederland was voor haar niet gemakkelijk: het nare klimaat, de jaloezie van een aantal mensen die ze aanvankelijk als vrienden beschouwde, maar die haar als vertaalster de voet probeerden dwars te zetten, het leven met een agenda, de afstandelijke omgangsvormen, daar had ze het soms moeilijk mee. De laatste twee jaar, toen in ieder geval in Griekenland de erkenning als vertaalster kwam en in Nederland de belangstelling voor haar poëzie, voelde ze zich wat beter, maar toch heeft ze altijd gedroomd van ons samen oud worden in Thessaloniki. Ze was gelukkig om bij de dichterskring te komen, dat betekende veel voor haar en daarom is het bitter en verdrietig dat het maar zo kort heeft geduurd.


Het spijt me wel eens dat ik eind jaren ’80 niet de beslissing heb genomen om naar Griekenland te gaan. Voor we trouwden kreeg ze een baan aangeboden aan de Aristotelesuniversiteit. Voor mij heeft ze die niet aangenomen en is ze naar West-Europa gekomen. Eerst zes jaar in Düsseldorf (waar we een aardig appartement hadden op de Kennedydamm) en daarna Dordrecht. Maar dan hadden we een heel ander leven gehad en waren al die vertalingen en de bloemlezing over Cyprus, waar ze terecht trots op was, er waarschijnlijk niet geweest. Als...als...als bestaat niet. Het is gegaan zoals het is gegaan en met elkaar waren we gelukkig. ‘Dat geluk gunt Charon ons niet,’ zei ze een paar weken voor haar dood.


De schildpadden zal ik in mei van je groeten, als ik weer twee weken hier hoop te zijn. Nu zijn ze in winterslaap. Ik zou dat, met zulk weer als nu, soms ook wel willen, maar we moeten voort. 'Moedig voorwaarts!' zegt Gerard Reve dan. Meestal is de richting me wel duidelijk, maar er zijn ogenblikken dat een soort van paniek me aangrijpt als ik aan de toekomst denk. Daaraan merk ik dat ik nog niet de oude ben.


Ineens denk ik aan de bloemen die ik op jouw suggestie na Stella’s vertrek heb gerangschikt in de tuin, die kleuren tegen dat wintergrijs. Met ons huis was Stella heel blij, we vonden het jammer dat we dat niet mee zouden kunnen nemen naar Griekenland. De tuin was haar paradijsje. Voor het eerst sinds jaren zullen haar geliefde tulpen er niet bloeien, maar ik hoor haar steeds weer opgetogen zeggen: 'spitáki, spitáki mou!' als we terugkwamen van ons zomerverblijf in Hellas.


Ik kom 20 februari terug en hoop je daarna snel te zien. Ik mis ook de bijeenkomsten van de dichterskring. Doe ze allemaal de hartelijke groeten van me.


Alle goeds!


Kees


Geen opmerkingen: