Voorpublicatie
uit Een zootje ongeregeld. Literair dagboek 1975-1979, dat
medio 2016 zal verschijnen bij uitgeverij Liverse:
1976
19
februari:
Nederland
wordt sluipend een politiestaat. Gisteren met neef Geoffrey naar de
vreemdelingenpolitie geweest waar hij zich moest laten registreren.
Hij werd aan een soort van kruisverhoor onderworpen, waarbij nogal
intimiderend werd gedaan. Hij kreeg tenslotte zijn stempel, maar wel
met de mededeling dat hij diende 'op te hoepelen' als hij niet binnen
drie maanden werk zou hebben.
Nog
een staaltje van bureaucratie: de poppenkast die de rechterlijke
macht opvoert rond onze echtscheiding. Ook al ben je het over alle
details met elkaar eens, toch moet een eindeloos ritueel worden
voltrokken.
Overal
steekt de overheid zijn neus in. Waarom zou je in een
bevolkingsregister moeten staan? Wat heeft het stadhuis ermee van
doen dat ik wil gaan verhuizen? En wat met mijn geloof of
levensbeschouwing?
Gisteren
na het tentamen naar The
hunchback of the Notre Dâme
geweest. Na afloop ontmoette ik Käthe L. (nog even mooi als een paar
jaar geleden). Haar verteld van de vacature op school. Misschien
solliciteert ze. Met zo'n aantrekkelijke collega zou ik misschien
langer in Ambacht blijven.
24
februari:
De
Klapjavaan heeft een paar dagen geleden zijn woning in brand
gestoken. Volgens Gerard Borst omdat hij opgenomen wilde worden in
een kliniek. Gerard zegt dat hij, de Klapjavaan, een zware patiënt
is. Wellicht hadden we hem niet zo op zijn nummer moeten zetten, met
Nieuwjaar, toen hij met allerlei doorzichtige blufverhalen aankwam.
We
gaan niet naar Egypte, maar naar Tunesië. Voor twee weken. Het
gezelschap zal bestaan uit Han, Bep, Peter en mij. We logeren in
Sousse. Vertrek: 19 juli. Gerrit gaat niet mee. Hij is bang dat het
er te warm is en te toeristisch.
27
februari:
Maandag
en dinsdag vrij. Het enige goede van carnaval.
Vanavond
schaken met het team van Bobby Kinghe in de voorronde voor het
Paastoernooi. Dat wordt betaald door De Dordtenaar. Een vreselijke
krant, maar daarvoor laten we het schaken natuurlijk niet schieten.
Met
hoofdpijn opgestaan. Gisteren te veel wijn op bij Anneke. Ze had
Frans gekookt. Een gezellige avond met Geoffrey, Liesbeth de Hoogh,
een zekere Florien, Annemarie en Jan Willemse als medegasten. Toen ze
een stoel ging halen viel Annemarie van de trap, maar bezeerde zich
niet. Maandag gaat Geoffrey aan het werk bij een scheepsverzekeraar,
vandaar het feestje.
28
februari:
Ons
team heeft zich als tweede geplaatst voor het toernooi. Onze eerste
wedstrijd verliep niet zo best (2-2), maar verder hebben we redelijk
gespeeld. We waren de enige die 1,5 punt wegsleepte tegen Bibelot,
onbetwist de sterkste ploeg.
3
maart:
Eindelijk
weer eens een beetje productief geweest. Dat is het voordeel van een
paar dagen vrij, wat de noodzaak onderstreept om meer tijd voor het
schrijven vrij te maken.
Tijd
om aan de volgende Letteriek te gaan denken. Zaterdag met Thijs naar
een bijeenkomst van de Dickens Fellowship in Bloemendaal. Dan doe ik
dus weinig, maar volgende week zal er getypt moeten worden.
Gerrit
en ik zijn bijna klaar met het Cabarettesk Theater. We moeten nog
proberen om de laatste scène, over een door het lot en de goklust
bepaalde maatschappij, uit te werken. Aanstaande zondag de bijlage
met de muzikale begeleiding en wat regie-aanwijzingen maken en dan
gaat het de deur uit.
De
jonge katten lijken wel een opleiding voor sloper te volgen. Ik zie
steeds meer stukjes behang van de muur verdwijnen, steeds meer riet
van de bureaustoel en in de bank verschijnen meer en meer pitjes,
veroorzaakt door kattennagels. Over drie weken gaan de eerste twee
het huis uit. De derde houd ik nog een paar weken, dat is prettiger
voor Minet.
Gisteren
na de middag is het uit de hand gelopen. Om twee uur met Gerrit naar
Peter gegaan, die griep heeft, om eten en bier te brengen. Ik had een
briefje op de bel gedaan met het adres waar ik b.g.g. te bereiken
was. We zaten goed en wel met de patiënt aan het bier, toen Han en
Bep van Gorkom arriveerden. Het werd heel gezellig aan het ziekbed,
zodat Han en ik tegen zessen maar Chinees en nog meer bier gingen
halen. Na het eten hebben we Peter naar de schaakclub laten bellen
met de mededeling dat we plotseling ziek waren geworden en de rest
van de avond hebben we gepokerd, geéénentwintigd
en gedronken. De zieke onderhield een pendeldienst tussen het bed en
de pokertafel. Tegen het einde van de avond begon hij steeds meer op
te knappen.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten