woensdag, september 30, 2015

Oude bekenden




Ik wandel over de Singel, langs het gebouw waar in de vorige eeuw het consultatiebureau van het Groene Kruis was gevestigd. Ik heb er vage herinneringen aan. Je werd er geprikt. Tegen difterie, kinkhoest, polio en de pokken. Mazelen, waterpokken en de bof zaten begin jaren vijftig nog niet in het pakket, die heb ik alle drie braaf ondergaan. Uit verhalen van mijn moeder weet ik dat ik als zuigeling tijdens een routine-onderzoek door dokter Soer, de kinderarts, krachtig over de tafel heb geplast. De ondeugd zat er al vroeg in. Ik herinner mij er niets van. Wel staat mij vaag een stokoude man voor de geest, maar voor een pasgeborene is een jongen van twaalf al een stokoude man.

Misschien zit er een cursief in, dacht ik, terwijl ik mijn weg vervolgde naar de rivier, naar de rand van het eiland. Daar bedacht ik dat ik misschien eerst mijn avonturen als zeeverkenner maar eens moest opschrijven. Dat ik nooit zeeverkenner ben geweest, doet niet ter zake. Karl May schreef overtuigend over zijn reizen door het Nabije Oosten, een gebied waar hij nimmer een voet had gezet. Thuis herinnerde ik mij dat ik een oud artikel zou opzoeken voor mijn uitgever. Al zoekende kwam ik een paar exemplaren tegen van het literair-kwartaalschrift de Fonteijne, dat begin jaren tachtig in Dordrecht verscheen. Over nummer 10, gewijd aan C. Buddingh', heb ik al eens geschreven. Ik vond nu ook de nummers 3 en 12. Ooit had ik alle afleveringen, maar die zijn bij het oudpapier beland. Ik zat niet in de redactie, maar werkte af en toe wel mee. Kennelijk heb ik alleen die exemplaren bewaard waar ik zelf in sta.

Kort voor zijn pensionering was ik te gast bij John Jansen van Galen, in het radioprogramma Met het oog op morgen. Een paar keer was ik telefonisch bij deze journalistieke duizendpoot in de uitzending geweest, maar nu spraken wij elkaar van man tot man. Het werd een prettig gesprek over Griekenland. Na afloop bedankte ik hem voor het feit dat hij weleens een uitzending met een gedicht van mij besloot. Dat we eigenlijk sinds jaren 'oude bekenden' waren, daar hadden we geen van beiden enig idee van. Het blijkt uit de Fonteijne nummer 3, waarin drie verhalen van hem zijn opgenomen en een gedicht van mij.

Het spijt me dat ik de Fonteijne niet meer compleet heb. Het was een tijdschrift van zo'n hoog niveau dat Dordrecht het niet aankon. Na enkele jaren werd de kleine subsidie, waarmee de redactie het hoofd net boven water hield, opgeheven. Een stupide vorm van intellectuele kapitaalvernietiging, maar de parel schitterde te fel voor het zwijn. Mijn nieuwsgierigheid is gewekt. Mijn volgende wandeling gaat naar het Stadsarchief op zoek naar wat ik gedachteloos heb weggedaan.

Foto: auteur

Geen opmerkingen: