Hij heeft twee ietwat pijnlijke armen. Gisteren is hij bij de huisarts de jaarlijkse griepprik en een injectie tegen pneumokokken wezen halen. In welke arm wat zit, weet hij niet. Pijnlijk is eigenlijk het woord niet, meer een beetje gevoelig. Een klein ongemak om erger te voorkomen, denkt hij. Nog niet zo lang geleden is een goede vriend aan een pneumokokkeninfectie overleden en je kunt het noodlot maar beter voor zijn. Hoewel, ergens zweeft het woord Isfahan voor zijn ogen.
Hij herinnert zich een verhaal van zijn moeder. Dat ze met hem als baby naar een consultatiebureau ging. Daar werd je soms geprikt. Hij werd op een weegschaal gelegd en liet van de weeromstuit zijn plas lopen. Hij herinnert zich er niets van, daar was hij nog te jong voor, maar hij ziet het als een soort instinctief verzet. Niet dat hij een dwarsligger is, maar hij neemt zijn eigen beslissingen wel, daar heeft hij geen overheid voor nodig.
Hij weet nog dat een geliefde tante overleed toen hij in de eerste klas van de middelbare school zat. Hij mocht niet mee naar de begrafenis, moest naar school, Franse woordjes leren bij meneer Van Dalen, maar op het ogenblik dat de begrafenisstoet arriveerde, stond hij op het kerkhof. De schooldirecteur, een strenger ogende man dan hij in werkelijkheid was, had daar wel begrip voor. Wat meneer Van Dalen en zijn andere leraren ervan vonden is inmiddels een zorgvuldig bewaard geheim in het stadsarchief. Misschien gaat hij het nog eens onderzoeken.
Foto: auteur