woensdag, februari 02, 2022

Insulinde




Op het ogenblik ben ik De tuinen van Buitenzorg van Jan Brokken aan het lezen. Ik vind het tot nu toe een fascinerend verhaal. Sowieso lees ik graag boeken die iets hebben met Indië, romans of geschiedenisboeken. De geschiedenis van Nederlands-Indië was ook een belangrijk onderdeel van mijn doctoraal, met name de negentiende eeuw. De Indische letteren hebben mijn levendige belangstelling. P.A. Daum, Madelon Székely-Lulofs, Hella Haasse, Maria Dermoût, Rob Nieuwenhuys, Marion Bloem en tal van anderen, ik lees ze allemaal met evenveel belangstelling. 


Ik vraag me af waar mijn fascinatie voor de Gordel van Smaragd (dank Eduard Douwes Dekker), in al dan niet ver vervlogen tijden, vandaan komt en ik realiseer mij ook hoe merkwaardig het is, dat ik Indonesië nooit heb bezocht en ik mij dat in de toekomst ook niet zie doen. Soms denk ik dat mijn verlangen naar het vergane Indië een tik is van een ietwat te romantisch ingestelde schrijver en historicus, maar vaak ook denk ik aan een boek dat me wellicht op het spoor van Indië heeft gezet.


Zodra ik kon lezen, maakten mijn ouders mij lid van de Dordtse Openbare Bibliotheek, die toen nog gevestigd was in de Boterbeurs in de Wijnstraat. Ik ben er altijd lid van gebleven, maar dit terzijde. De Dordtse 'bieb' is de oudste van Nederland en werd veertig jaar lang geleid door Nel Snouck-Hurgronje, familie van de beroemde islam- en Indiëkenner Christiaan Snouck-Hurgronje, maar daar zal mijn fascinatie niet door komen, want toen ik lid werd, was mevrouw Snouck-Hurgronje al lang en breed met pensioen. Er heerste in de jeugdafdeling een streng regiem, je mocht alleen boeken lezen die 'men' geschikt vond voor je leeftijd en die geschiktheid werd met gekleurde plakkertjes op de kaft aangegeven. 


Een van de eerste boeken die ik leende en waarvan ik niet alleen schrijver en titel ben vergeten, maar waarvan ook de inhoud me nog maar zeer vaag voor ogen staat, speelde in het Verre Oosten. Wat ik mij na zoveel decennia alleen nog herinner was dat het ging over een prachtig prinsesje, de dochter van een sultan en dat de beschrijving van het sprookjesland waarover die sultan heerste mij met een diep verlangen vervulde om er naartoe te reizen. De droom van een ventje uit de eerste klas van de lagere school. Misschien was dat het zaadje dat later tot wasdom kwam, wie zal het zeggen?


Waarom ik Indonesië nooit bezocht is vooral om praktische redenen. Stella bracht de zomervakanties het liefst in Griekenland door, in de buurt van haar familie en vele vrienden, en daarbij komt dat ik een grote hekel heb aan lange vliegreizen. New York en Paramaribo waren mij eigenlijk al veel te ver. Misschien als ik per schip naar Indonesië zou kunnen, als passagier op een vrachtboot, dat ik het even zou overwegen, maar ja, dan moet je eerst met een kalasjnikov leren schieten vanwege de Somalische piraten. En dan nog, een zeereis is heel wat minder romantisch dan het klinkt, dat blijkt wel uit de geschriften van mijn grootvader, die in de jaren twintig van de vorige eeuw als zeeman door de Indische archipel voer. Ook zou, zodra ik voet aan wel zet in Tandjong Priok, mijn droom van Insulinde (wederom dank EDD) waarschijnlijk onmiddellijk aan diggelen gaan. Wil ik dat wel?


Foto: auteur



Geen opmerkingen: