zondag, februari 13, 2022

Belemmeringen




Lieve Stella,


Ruim twee jaar heb ik je niet geschreven en dat veroorzaakt een licht schuldgevoel. Hoewel je er niet om zult vragen, denk ik dat ik je enige uitleg verschuldigd ben. Ik wil je ook direct verklappen (een raar woord, eigenlijk, 'verklappen', ik moet daar de etymologie eens van opzoeken, maar dit terzijde) dat ik in 2020 in het geheel niet en in 2021 in het najaar slechts drie weken in Griekenland was en drie dagen in Brugge.


Dit alles vanwege een tot dan toe onbekend, aanvankelijk bij sommigen behoorlijk ziekmakend virus, dat een wereldwijde angstgolf veroorzaakte, waardoor in de weinige democratieën die de wereld nog kent, fluks een aantal mensenrechten werd opgeschort om het virus 'plat te slaan', aldus een Nederlandse politicus. Ik wil er niet veel over kwijt, andere historici moeten later maar oordelen over de zin of onzin van wat we nu kennen als 'de coronamaatregelen', maar al twee jaar heb ik het gevoel in een soort dictatuur te leven, die dat eigenlijk ook weer niet is, want het parlement houdt het laatste woord. We mogen niet klagen als we Nederland vergelijken met een dictatuur als China, maar dat ineens een half geletterde snotaap in een nepuniform je een boete kan geven omdat je met meer dan twee mensen op straat staat te praten, of als je niet met een lap voor je snuit door een supermarkt loopt, gaat me al veel te ver. We hebben zelfs een tijdje een avondklok gehad. Ik heb me daar nooit aan gehouden en ben ook nooit aangehouden (die man op licht gevorderde leeftijd zal wel op weg zijn naar de nachtapotheek), maar ik vond het een behoorlijk bedreigende toestand.


We kregen van de overheid wel gratis drie vaccinaties tegen het virus. Als je het dan oploopt, word je er in het algemeen niet ernstig ziek van. Dat was wel weer aardig, maar het had een duistere keerzijde. Er kwam een 'coronatoegangsbewijs', een qr-code. Zonder dat bewijs mag je de kroeg, het theater, het museum of de bioscoop niet meer in. Mensen die geen spuit believen moeten zich voor zo'n bewijs laten testen of hersteld zijn van de ziekte. Ineens zijn uitsluiting en discriminatie legaal geworden op grond van een dubieus noodwetje dat iedere drie maanden moet worden verlengd, wat het parlement tot nu toe braaf heeft gedaan, ook al heeft bijna een miljoen mensen een petitie ondertekend om het bewijs af te schaffen. 


Ik houd er over op, naar het zich laat aanzien gaan we langzaam maar zeker terug naar een normalere samenleving, al zullen de gevolgen van de angst en paniek nog wel een tijdje hun stempel op de maatschappij drukken, vrees ik, evenals de ellendige tijd dat je opgehokt thuis moest zitten omdat het land op slot werd gezet. Geen kroeg, geen museum, geen 'niet essentiële winkels', nauwelijks bezoek thuis ontvangen (weer zo'n 'advies' waarvan ik me maar weinig heb aangetrokken, al heb ik sommige vrienden desondanks al maanden, twee jaar soms, niet gezien). Als er één ding duidelijk is geworden, is dat de rebel uit de jaren zestig en zeventig in mij weer is ontwaakt, al ben ik geen type om schreeuwend met een bord de straat op te gaan. Ik haat mensenmassa's en voor je het weet loop je tussen allerlei idioten met krankzinnige complottheorieën of hedendaagse fascisten, die driftig misbruik maken van de situatie om de democratie nog meer te beschadigen dan het overheidsbeleid al heeft gedaan. Ik gebruik mijn pen wel.


Dat pengebruik was ook een reden om je een tijd niet te schrijven, al klinkt dat tegenstrijdig. Ik heb, vaak in de vorm van mijn alter ego, Warnaar, op mijn weblog (je moet tegenwoordig blog zeggen, maar dat vind ik een kutwoord) de pen ruimschoots gehanteerd. Vooral in het begin van de staat van beleg schreef ik bijna dagelijks een stukje, maar dat hield wel af van andere zaken die ook moeten doorgaan, zoals het lezen voor mijn boekbesprekingen, in het dagboek schrijven (waarvoor ik eigenlijk op aarde ben) en het archiefonderzoek. Dat laatste heeft een tijd stilgelegen, want de studiezaal van het Regionaal Archief Dordrecht is voordeurdeler met een museum dat van de overheid in 'lockdown' (weer zo'n kutwoord) moest. De studiezaal daarom ook, terwijl mensen tijdens de laatste sluitingsperiode wel konden werken in de Openbare Bibliotheek, weliswaar met een beperkt aantal personen en een mombakkes op, maar snap jij het, snap ik het.


Er was ook een belemmering van wat ik maar persoonlijke aard zal noemen. Dat was in oktober 2020 het plotselinge overlijden van onze goede vriend John Heuzel uit Brugge. Niet door corona, maar door een pneumokokkeninfectie. John met wie wij samen zoveel mooie projecten ondernamen toen hij nog hoofdredacteur en uitgever van het literaire tijdschrift Kruispunt was. Ik koester nog een mooie foto van ons drieën toen we in zijn prachtige tuin werkten aan het vuistdikke Cyprusnummer van Kruispunt, waarvan jij overigens het leeuwendeel voor je rekening nam. Ik kende John en zijn vrouw Marie-Thérèse al vanaf de late jaren zeventig, lang voor wij elkaar ontmoetten in Minneapolis. Zijn overlijden heeft me erg aangegrepen. Niet alleen het feit dat het zo onverwacht was en dat ik alweer een goede vriend aan de dood kwijtraakte, maar wat het ook erger, of misschien kan ik beter zeggen, zwaarder maakte, was dat ik door de reisbeperkingen vanwege dat virus niet naar de uitvaart in Brugge kon gaan. Ik was daar, zacht gezegd, enige tijd behoorlijk door van slag af.


En ja, in de zomers, toen het virus aardig op zijn retour leek en de meest draconische maatregelen verdwenen, al was dat maar tijdelijk, heb ik me nogal uitgeleefd in de horeca. Ik geef het maar gewoon toe, ontkennen is zinloos, want je kent me. Spijt heb ik er helemaal niet van, ik heb met volle teugen de schade van de ophoktijden ingehaald, maar van brieven schrijven kwam het toen ook niet altijd. 


Ons traditionele familieweekend in augustus is overigens in beide jaren wel doorgegaan. In 2020 in Rijssen, in een mooi deel van Overijssel waar we weinig merkten van enig virus, maar waar wel een plaag van mountainbikers was. Die zijn zo mogelijk nog erger dan die ploegjes zot uitgedoste wielrenners die hier op het eiland de fietspaden onveilig maken. In 2021 waren we in de Noordoostpolder, in Nagele, in de buurt van Schokland. Wat een troosteloos landschap, die polder. Gelukkig hadden we uitzicht op het charmante bultje dat over is van het deels weggespoelde en later weggezakte ex-eiland Schokland, waar ze overigens een klein, maar bijzonder interessant museum hebben. We hebben toen ook Urk bezocht, om een appeltaart te kopen vanwege mijn verjaardag, en Kampen, waar ik niet meer was geweest sinds een legendarisch uitje met het personeel van de scholengemeenschap Noordendijk in de jaren tachtig. Daar bezochten we de sigarenmakerij van de Olifant, meen ik, waar een oud-koloniaal ons rondleidde. Na afloop was er koffie in de kantine, waar de oud-koloniaal tegen de lerares Frans en de conrectrice zei: 'De meisjes willen zeker wel de koffie inschenken', op een toon die geen enkele tegenspraak duldde. Die conrectrice heeft later nog in het bestuur van Poetry International gezeten. Weet je nog dat ze de C. Buddingh'-prijs uitreikte aan Ilja Leonard Pfeiffer en wij daardoor de voorpagina van de Volkskrant haalden omdat we pal achter de laureaat zaten? Ik was dat voorval vergeten, maar iemand vond die foto onlangs en stuurde hem mij toe. Dat van die koffie is lang blijven doortrillen in de docentenkamer, waar toen nog naar hartelust gerookt mocht worden. Zo kan ik nog uren doorgaan, maar het stamcafé wacht.


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 13 februari 2022


Foto: auteur


Geen opmerkingen: