zondag, juni 12, 2022

Duct tape




Lieve Stella,


Er zijn mensen die mij niet kennen en dan ergens in een verhaal van me lezen dat de 'ik' voorstander van stoomtractie bij de spoorwegen is of het liefst terug gaat naar de ouderwetse varkenshouderij, waarbij die leuke beesten weer gezellig mogen wroeten in de modder, en daaruit de conclusie trekken dat ik het prototype van een reactionair ben. Dat zijn dus mensen die van ironie geen enkele brok kaas hebben gegeten, het verschil tussen fictie en werkelijkheid niet kennen of zo dom zijn dat ze, zodra iemand in de ik-vorm schrijft, niet begrijpen dat die 'ik' helemaal de schrijver zelf niet hoeft te zijn. Ik zat dat gisteren te bedenken op een bankje op perron negen van het Rotterdamse Centraalstation, waar ik een boek van Sally Rooney las, ook in de ik-vorm geschreven. 


Ik had met Guus afgesproken naar de bijeenkomst van de Dickens Fellowship in Haarlem te gaan, maar ik had me in de tijd vergist en stond een uur te vroeg op station Dordrecht. Toen Guus niet kwam opdagen dacht ik, ik stap maar in de trein en dan bel ik nog wel om te horen wat er aan de hand is. Zodoende zat ik in Rotterdam te wachten tot de afgesproken trein richting Haarlem zou arriveren, met Guus erin. Eersteklas coupé in voorste treinstel beneden. Je hoeft het niet te snappen, geloof het maar gewoon. 


Ik reis altijd eerste klas, want ik betaal graag wat extra voor mijn rust, maar er zijn elfhonderd vacatures bij de spoorwegen en dat zal de reden wel zijn dat ik al maanden reis zonder ooit een keer door een conducteur om mijn vervoerbewijs te zijn gevraagd. Bij gebrek aan controle trekt de eersteklas allerlei geinponems en ander raar volk aan. Op de heenweg twee pubers, die iets onverstaanbaars spraken, met een geluidsbox, zo'n ding dat ik ook heb om Spotify op de meest onwaarschijnlijke plaatsen te kunnen horen. Ze veroorzaakten uiteraard kabaal. Op de terugrit hadden we een beneveld zwerverstype dat zijn roes lag uit te slapen. Altijd beter dan herriepubers. Uiteraard zeg ik er niets van, want ik ben zelf ook jong geweest, en ook weleens beneveld, zij het geen zwerver, en ik heb geen zin om onbezoldigd conducteur te spelen omdat de spoorwegen onvoldoende personeel kunnen werven.


Terug naar de stoomtractie hoeft van mij niet per se, terug naar een degelijke kaartjescontrole wel. Als iemand zich misdraagt in een trein kun je tegenwoordig een telefoonnummer bellen. Wat dan? Snelt er dan wel een conducteur toe? Staat er een peloton dragonders aan het eerstvolgende station om in actie te komen? Of is het het zoveelste doekje voor het bloeden? Ik hoorde dat op station Dordrecht de balie waar je kaartjes kon kopen en informatie inwinnen inmiddels is gesloten. De volgende stap op weg naar de verloedering. Eerst gingen de restauratiewagens eraan. Daar kwamen nog een tijdje van die goedbedoelende rugzakdragers voor in de plaats, werkstudenten die meestal net niet in voorraad hadden wat ik wilde drinken, en die ook alweer snel werden afgeschaft. Ook de stationsrestauraties gingen dicht. Ik geloof dat er nog eentje in Amsterdam is en misschien nog een in Groningen (ik loop in het noorden de deur niet plat) en nu dus de kaartjesbalies. Wat reizen we fijn met de trein! Om van die ellendige, ergonomisch mislukte dubbeldekkers niet te spreken. Vooral als je koffers bij je hebt. Het enige wat nog aardig is aan treinreizen zijn met mooi weer al die leuke, halfblote meisjes in de coupé, waar je niet naar mag kijken, want dan ben je een vieze, oude man en potentiële verkrachter en daarvoor moet je ook nog eens tweedeklas gaan sporen, want dat soort meisjes vind je niet veel in de eersteklas. Ja, ik mopper een beetje, mag ik ook eens?


Nadat die twee brabbelende herrieschoppers in Leiden uitstapten hadden we verder een aangenaam ritje naar Haarlem, waar we overstapten op de boemel naar Zandvoort. Die wilde niet vertrekken. Er werd omgeroepen dat er te veel fietsers aan boord waren. 'We', riep iemand door de intercom, 'kunnen daardoor de veiligheid niet garanderen.' Alsof ze dat anders wel kunnen, met dat gebrek aan controle. Het duurde even voordat het halve Regiment Wielrijders de trein zuchtend en steunend had verlaten, want je zou dat verschrikkelijke eind tussen Haarlem en Zandvoort zelf moeten fietsen. In Overveen stapten we uit. Daar is het station veranderd in een gezellige kroeg, het kan dus wel, maar ik heb zo het vermoeden dat dat stationsgebouw allang geen eigendom meer is van de NS, al heb ik het niet minutieus onderzocht. Van Overveen, aan Porsches geen gebrek, liepen wij goedgemutst terug naar de rand van Haarlem, waar zich het etablissement Het Wapen van Kennemerland bevindt. Wij hoorden daar een interessante lezing aan over de stoomvaart in de negentiende eeuw, dronken een geanimeerde borrel, en nuttigden daarna een sateetje met de andere Dickensians. Geslaagde bijeenkomst.


Een ander geslaagd uitje ging naar het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Daar reed ik met zus Marja naartoe om onze familiedag in augustus voor te bereiden. Toen ik nog lesgaf kwam ik er weleens, maar de laatste keer was toch al wel een jaar of twintig geleden. In die tijd is het museum veranderd, uitgebreid en een stuk aantrekkelijk geworden. We kregen een traditioneel hapje vis met saus van een aardige Molukse mevrouw. Die troffen we in de barak uit een van de opvangkampen waarin de Molukse KNIL-militairen, die in 1951 gedwongen werden naar Nederland te komen, werden ondergebracht. Die is in het museum herbouwd. Je kunt er kennis nemen van de geschiedenis van deze militairen, die door de Nederlandse regering op een ongehoord schofterige manier zijn behandeld. 'Daar werd iets kleins verricht,' zeg maar. Er was ook een indrukwekkende tentoonstelling over Anton de Kom, de Surinaamse oorlogsheld, die evenals als oudoom Jacobus Bekker ligt begraven op het ereveld in Loenen. Hoe dat in 1942 precies met oom Jacobus is gegaan moet ik nog onderzoeken in de Rode Kruis-archieven in Den Haag. De toestemming daarvoor is allang binnen, maar de tijd ontbreekt me aan alle kanten. We zijn overigens niet met het openbaar vervoer naar het museum gegaan. Dat zou, zonder vertragingen, drie uur en tien minuten hebben gekost. Met Marja haar automobiel waren we er in krap anderhalf uur.


Ik ben in Dordrecht een soort superinvaller geworden, geloof ik. Eerst heb ik een paar keer groepen Amerikanen rondgeleid, omdat de reguliere gidsen ziek, zwak of misselijk waren, en de afgelopen week was ik invalpresentator bij een paar televisieprogramma's die worden gemaakt in samenwerking met Via Cultura. Best leuk om een keer te doen, maar ik hoor dan op het allerlaatste ogenblik dat ik moet presenteren, het eerste programma samen met een ervaren presentatrice gelukkig, het tweede geheel op eigen kracht. Via Cultura heeft geen redactie, je moet het zelf allemaal maar zien voor te bereiden en dat heeft me toch wel een deel van mijn nachtrust gekost, want als ik iets doe, doe ik het goed. Waarom al die lokale omroepjes en omroepen in de regio de krachten niet bundelen, zodat er een waardige omroep van het formaat RTV-Rijmond ontstaat, in plaats van krioelend kleingrut waar te weinig mensen naar kijken of luisteren, is me een raadsel. Het zou financieel ook gunstig zijn, lijkt me, maar ik bemoei me nergens mee, dat moeten die wethouders maar doen. Wie weet wordt er nog eens eentje ziek of zwanger, dan wil ik ook wel even invallen hoor, als ik het maar vroeg genoeg hoor.


We hebben een totaal verregende Pinksteren achter de rug. Gruwelijk, maar vandaag is het een mooie dag. Misschien moet ik daar maar eens van gaan genieten in plaats van me te bekommeren om de verloedering van het openbaar vervoer of de radiostudio van RTV-Dordrecht, die, naar men zegt, van duct tape aan elkaar hangt.


O ja, dat van die varkenshouderij, dat klopt wel.


In gedachten, altijd,


Kees


Foto: auteur


Geen opmerkingen: