maandag, juli 25, 2022

Hoe sneller hoe dommer




Lieve Stella,


Je weet dat ik veel naar de radio luister, behalve als de waan van de dag me een beetje te veel wordt en ik mijn heil bij Spotify zoek. Zojuist hoorde ik dat er problemen op Zestienhoven zijn, omdat daar mensen al meer dan een dag op hun vliegtuig naar Turkije zitten te wachten. Het werd een beetje sensationeel gebracht door Radio 1 en dan kun je er vergif op nemen dat mensen op Facebook van alles gaan roepen. Ik werd op mijn wenken bediend. Het domste volk kraaide zoals gewoonlijk het hardst. Van die types die zichzelf moreel boven het vakantievee verheven voelen. Zonder ook maar iets van de achtergronden te weten lezen zulke moraalridders en -ridderessen vlieglustigen de les. Teutebel A. roept dat het gelukkig mensen zal demotiveren om met een vliegtuig te reizen, zeurkous B. dat vakantie geen plicht is, maar een recht en dat je beter in Nederland kunt blijven en ouderling D. predikt dat wie vliegt om ellende vraagt en daarom gewoon de auto moet nemen.


Waarom erger ik me aan die reacties? Ik denk vanwege de opmerkingen die ik onvermijdelijk krijg als ik zeg dat ik weer eens naar Griekenland ga. Goed bedoelde opmerkingen, maar waar ik vaak niet tegen kan. 'O, heerlijk, ik vind het ook zo'n fijn vakantieland', of 'geniet ervan, wij zijn er ook heerlijk tot rust gekomen' en meer van dat soort uitingen van medeleven. Wij, vooral jij, leefden altijd op als we naar Griekenland gingen, maar niet vanwege het geweldige vakantiegevoel. We gingen gewoon naar het land waar je was geboren en getogen, de familie bezoeken, vrienden na zoveel tijd terugzien en vooral dingen regelen. Met de belastingdienst, met het bedrijf dat de gasketel controleerde, met de vereniging van eigenaren van ons appartementengebouw, met het ziekenfonds. Ja, daar zaten ook wel uitjes naar een eiland tussen of een paar dagen in het vakantiehuis van vrienden, natuurlijk, maar nog steeds, ook nu jij er niet meer bent, ga ik vooral naar Griekenland om noodzakelijke dingen te regelen, vooral met de bureaucratie, met wie ik sinds jouw overlijden wel niet direct op voet van oorlog leef, maar die ik ieder jaar weer een beetje meer begin te haten. Een vakantiegevoel heb ik toch echt eerder als ik door de Dordtse Biesbosch fiets dan wanneer ik in Thessaloniki een afspraak heb met mijn belastingconsulent. Ach, B. weet natuurlijk helemaal niet dat je sommige zaken in Griekenland persoonlijk moet regelen en niet vanuit een vakantiepark aan de Zeeuwse kust. Zeg eens, A., hoe moet ik in Griekenland komen zonder te vliegen nu ik al jaren, mede uit milieu-overwegingen en nog een heleboel andere, geen auto meer heb? Drie dagen in een peperdure trein, dat geloof je zelf toch niet? Over die ouderling zal ik maar zwijgen, die zou eens moeten kijken naar het aantal slachtoffers in het autoverkeer en in de luchtvaart.


Je verbaast je misschien dat ik me druk maak over wauwelkousen die op Facebook beter hun mond kunnen houden, maar doorgaans het hoogste woord hebben. Moet ik ook niet doen, maar ik kan nu eenmaal slecht tegen domheid en tegen figuren die hun bek maar een duw geven. 'Jij houdt je mond ook zelden', denk je misschien, en dat is waar, maar als ik wat beweer, heb ik daar over nagedacht, weet ik waarover ik praat en als iemand met argumenten komt die sterker zijn dan de mijne, wil ik het niet per se beter weten. Wie heeft dat ook alweer gezegd, dat domme mensen altijd alles zeker weten en mensen die nadenken per definitie twijfelen?


Vorige week hadden we een nogal warme dag, over de onzinnige paniek daarover schreef ik je in mijn vorige brief. Hij was prima uit te houden. Ik hield de ramen en deuren beneden dicht, zodat het keurig vierentwintig graden bleef en heb de hele dag lekker zitten werken. Aan het eind van de middag, het kwik stond toen op achtendertig graden, ben ik op mijn gemak naar Visser gefietst, waar ik aansloot op het terras bij een klein groepje stamgasten. De harde kern zat lekker in een briesje te genieten van de rust op straat, al scheurt onvermijdelijk zelfs op zo'n dag af en toe wel een idioot op een quad met een bloedvaart langs het terras. Er moeten natuurlijk eerst doden vallen voor ze die teringdingen van die snotjongens afpakken. Sinds ze de pollers hebben weggehaald en er camera's staan, hebben we minder last van motorduivels in de binnenstad, maar die quadkinderen hebben waarschijnlijk ouders die het goed lijden kunnen, zodat ze niet schrikken van een prent. 


Toen Visser ging sluiten, ben ik nog even naar het Groothoofd gefietst, waar ik zag dat de leeghoofdigheid zich naar het water had verplaatst. Tientallen mafkezen stoven af en aan op waterscooters en daar tussendoor scheurden de speedboten. Hoe sneller hoe dommer. Ook hier moeten eerst doden vallen voor er iets wordt gedaan. Tussen al die racende waterkevers door stoomden onverstoorbaar de voetbalveldgrote duwcombinaties en de binnenschepen. Het wachten is op ongelukken en de onvermijdelijke krokodillentranen van de BOGA's (Boven Ons Gestelde Autoriteiten, het is maar dat je het onthoudt). Een enkele onverantwoordelijke dwaas daalde ook nog van de steiger af om een rondje te zwemmen. 


Toen ik er echt niet meer tegen kon, ben ik naar huis gefietst, heb me daar van top tot teen ingesmeerd met muggenolie en ben tot laat in de nacht op de veranda gaan lezen. Eerst de krant, die door alle drukte was blijven liggen, en daarna de laatste hoofdstukken uit de prachtige biografie van Hella S. Haasse, door Aleid Truijens. In de krant stond een stuk over straatraces. Daar schijnen ze in dat lelijke dorp aan de andere kant van de Zwijndrechtse brug, met dat prachtige uitzicht op Dordrecht, vooral op zomeravonden erg veel hinder van te hebben. Dat verbaast me niets. Warme leidt bij sommigen kennelijk tot hersenverweking.


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 25 juli 2022


Foto: auteur



maandag, juli 18, 2022

Op het lelijkste plein van Nederland




Lieve Stella,


Weken, zo niet maanden, hebben we uitgekeken naar het Big Rivers festival, dat dit weekend in Dordt plaatsvond. Twee jaar lang kon het niet worden gehouden, of in zeer afgeslankte vorm (vorig jaar) vanwege de coronatoestanden. Nu mocht het gelukkig weer. Ik heb met volle teugen genoten, al heb ik de 'afterparty's' grotendeels aan me voorbij laten gaan. Na urenlang rondsjouwen langs al die podia in het stadscentrum merk je weer even dat je op lichtgevorderde leeftijd bent. 


Het weer werkte ernstig mee, het was droog en zonnig, zonder dat het overdreven warm werd. Festivalweer bij uitstek. Dat wordt, als we de voorspellingen mogen geloven, morgen anders. Dan dreigt de temperatuur boven de vijfendertig graden te komen. Daardoor is het land alweer helemaal in paniek. Voortdurend gezwets op de radio over 'de komende hitte' en wat je daar al dan niet tegen moet doen. Zojuist meldde Radio 1 dat veel kinderdagverblijven morgen sluiten wegens de warmte. Wat een idioterie, kinderen in de Mediterrane landen, waar het vaak langdurig veel warmer is dan dat ene tropische dagje hier, gaan desondanks gewoon naar de opvang. De eerste dag van de Nijmeegse vierdaagse is afgelast. In hoeverre dat terecht is kan ik moeilijk beoordelen, maar al die verdere aanstelleritis over de hitte lijkt me hogelijk ridicuul. Het wordt hier thuis, onder het platte dak, al snel een graadje of dertig, vijfendertig, maar onder een lakentje met de ventilator erbij, slaap ik boven prima. Als het echt te gek wordt, kan het veldbed naar beneden, waar het aanzienlijk koeler is, maar dat is eigenlijk nog nooit nodig geweest.


Voor mij was Visser het epicentrum van Big Rivers. Van daaruit is ieder podium gemakkelijk te belopen, maar ook bij Visser zelf was het dolle pret. Op vrijdag en zaterdag waren er twee dj's die voor vrolijkheid zorgden, terwijl we op vrijdagavond een heerlijke avond hadden met Los Smoking Ciggaars, de bluesband onder leiding van Dusty Ciggaar, en op zondag speelden de Badjak Boys en Salmon On A Leash, twee bands waarin zo'n beetje al Vissers mannelijk personeel (de Visser boys, zeg maar) speelt en dat doen ze nog keigoed ook. Jammer dat het optreden van Thisgirlslife, in de tuin van Brut, niet door kon gaan, omdat Ilona's toetsenist corona had. Er vielen nogal wat muzikanten uit vanwege corona, maar de festivalorganisatie wist dat met de nodige creativiteit prima op te lossen met alternatieve bands. Bravo voor Nevyn, Bas, Liselotte en al die andere mensen die aan Big Rivers meewerkten.


Op zaterdagvond beëindigde Leo Schellinger, die ik al in 1965 leerde kennen, toen hij nog in de Leliestraat woonde, zijn vijfenvijftigjarige carrière als artiest. Zijn band, Leo Schellinger and Friends, had een indrukwekkend afscheid georganiseerd op het podium op de Grote Markt. De Grote Markt is het lelijkste plein van Nederland, ik kan het weten, want ik heb er drie jaar gewoond, in een flat boven wat nu de Action is, maar die avond was het het sfeervolste. Leo is in al die jaren uitgegroeid tot een begrip in het aan muzikanten rijke Dordrecht. Het was geweldig om hem nog één keer Gloria te horen zingen, Bring it on Home to Me en Knocking on Heaven's Door. Dat laatste ontroerde me, want dat was het lied waarmee we afscheid namen van Gerrit de Wolf, op die gruwelijk koude, besneeuwde dag, eind januari 2010, voor we hem naar zijn laatste rustplaats brachten.


Begin jaren zestig had Leo, samen met mijn vrienden Herbert en Thijs, een playback bandje, maar al snel ging ieder zijns weegs in de echte muziek. Leo was door de jaren heen zanger bij een hele ris bandjes. Ik zou de archieven in moeten om ze allemaal op te noemen. Thijs heeft een tijdje gedrumd, maar is daar op zekere dag mee gestopt, ondanks zijn talent, zodat hij waarschijnlijk een mooie carrière in de muziek is misgelopen, al weet je dat natuurlijk nooit. Ik heb je al eens gezegd, als-als-geschiedenis is geen geschiedenis. Van Herbert heb ik gitaar leren spelen, dat verhaal ken je. Ik vraag me af of ik het nog zou kunnen. Ik was niet de geweldigste gitarist van West-Europa, maar ik heb toch wel wat jaartjes mee getokkeld met de Bobby Kinghe Free Folk Band en The Oldtime City Slickers. Vreemd idee dat ik in de vijfenveertig jaar daarna nooit meer gitaar heb gespeeld. Er staat er nog eentje in jouw werkkamer, die bij gebrek aan een zolder min of meer een opslagplaats is geworden, met de snaren uit die tijd er nog op. Ik zou die natuurlijk kunnen vervangen en weer gaan spelen, maar ik geloof dat ik mijn tijd beter kan gebruiken.


Het was alle drie de dagen erg druk op Big Rivers. Misschien een reactie op alle beperkingen en maatregelen tijdens corona, een tijd waaraan ik met afschuw terugdenk en die hopelijk nooit meer terugkomt. Alleen die volslagen idiote avondklok al, waarvan ik me overigens nooit iets heb aangetrokken, en dan dat gedoe met die vreselijke mombakkesen voor je neus. Ik krijg het er nog benauwd van als ik eraan denk. Ik heb overigens niet het idee dat de regering erg competent bezig is om de gezondheidszorg crisisbestendig te maken, maar daarover heb ik je al eens geschreven en ik wil niet in herhalingen vallen. Gisteren hoorde ik een hoogleraar in de migratiegeschiedenis (of iets dergelijks) zeggen dat de vigerende crisis in de opvang van asielzoekers 'bewust is gecreëerd' en dat adviezen van de eigen adviescommissies van het verantwoordelijke ministerie in de wind worden geslagen, zodat asielzoekers in Ter Apel de nachten buiten moeten doorbrengen, wat toch eigenlijk onvoorstelbaar is. Weer een staaltje van ellende die door de neo-liberale lulkoekenbakkers die dit land al zoveel schade hebben berokkend, is veroorzaakt. Het zou ook best eens kunnen zijn dat zoveel mensen zich in een festival als Big Rivers storten om even te vergeten hoeveel en hoe vaak er van alles misgaat of mis is in dit landje, dat toch een van de rijkste ter wereld is. Nu blijkt de belastingdienst, die toch zou moeten staan voor een integer beleid in het algemeen belang, weer op merkwaardige wijze de taxigigant Uber over de kloten te hebben gestreeld. Na Rijkswaterstaat hebben we met de fiscus zo langzamerhand een tweede staat in de staat.


Het Nederlands damesvoetbalelftal is door naar de volgende ronde en moet dan tegen Frankrijk spelen. Ik denk niet dat onze vrouwen dat gaan winnen, die Fransen zijn wel erg sterk in dit EK-toernooi. Ik volg, als het uitkomt, de wedstrijden met plezier. Eigenlijk vind ik het vrouwenvoetbal veel leuker dan dat van de mannen. Er wordt nauwelijks gezeken tegen de scheidsrechter en ze liggen niet voortdurend te janken en toneel te spelen als ze omver worden gelopen. Alleen moeten we zo snel mogelijk van die alles verpestende VAR af. We moeten trouwens ook van die achterlijke buitenspelregel af, vind ik, maar niemand bij de voetbalbond die naar mij luistert. Ook bij FC Dordrecht niet, vrees ik, terwijl ze daar toch horen te weten dat ik vind dat ze snel met een vrouwenselectie moeten beginnen.


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 18 juli 2022


Foto: auteur


zondag, juli 10, 2022

Feestgedruis




Lieve Stella,


Dordrecht is deze maand, ik heb het je al eerder geschreven, een ware feestlocatie. Dit weekeinde hebben we het zogenaamde Hoffestival. In mijn jeugd hadden we de Hoffeesten. Die zijn, meen ik, in 1972 voor het laatst gehouden. Net als de Hoffeesten is dit festival in het leven geroepen om wat men de 'eerste vrije' statenvergadering noemt te herdenken, een bijeenkomst van een aantal Hollandse steden in Dordrecht in 1572, met als doel gelden te fourneren aan Willem van Oranje, zodat hij zijn strijd tegen de hertog van Alva kon volhouden. Ik ga die geschiedenis is deze brief niet uitgebreid uiteen zetten, ik heb er in een eerdere brief al wat over gezegd en ik ben niet van plan om je een lesje geschiedenis te geven. Dat heb ik, samen met collega Henk 't Jong wel min of meer gisteren gedaan in een radio en televisie-uitzending van Via Cultura, een van de Dordtse media-organisaties, waarin het over die statenvergadering ging. We vonden die herdenking, die pas in de 19e eeuw in de schoolboekjes is terechtgekomen, toen de sterk nationalistisch gekleurde geschiedschrijving opkwam, een nogal opgeklopte zaak, al is een feestje nooit weg. 


Van die oude Hoffeesten herinner ik me de zomerkermis, die werd gehouden op het Beverwijcksplein en de Veemarkt. Wij woonden daar niet ver vandaan in de Cornelis de Wittstraat, zodat ik als kind 's avonds ging slapen met op de achtergrond vrolijke kermisgeluiden. Bij ons in de straat stond altijd een aantal wagens van de kermisgasten geparkeerd. Er was een rijdende school bij, wat ik verwonderlijk vond: les krijgen in een grote woonwagen, maar ook een beetje zielig. Had je een avontuurlijk leven als kermiskind, althans dat stelde ik me voor, moest je toch de hele dag op school zitten. 


Als kind vond ik een kermisbezoek wel aardig, maar ik ben er nooit geweldig warm voor gelopen. De kermis leek in veel opzichten niet op wat hij vandaag de dag is. Ik heb niets met al dat gedraai en gezwier en de oorverdovende herrie waarin ik terechtkwam toen ik onlangs een nieuw paspoort moest ophalen. Tegenwoordig staat de zomerkermis, losgezongen van het Hoffestival, halverwege de maand juni op de Spuiboulevard bij het Stadskantoor. Mijn kermis was die van de vrouw met de baard, de schiettent, het spookhuis, de poffertjestent, als je geluk had kreeg je ook nog geld voor een zuurstok, de draaimolen (maar dan moest ik wel op een paard) en vooral de botsautootjes. Wat me aan de andere kant tegenstond, ook al als kind, was het vele tuig dat door de kermis werd aangetrokken, met aanklevende opstootjes en vechtpartijen. Ik kom al jaren niet meer op de kermis en heb geen idee hoe de sfeer nu is, maar ik heb mij er nooit echt helemaal senang gevoeld.


Tijdens de Hoffeesten werd ook een wandeltocht georganiseerd. Veel herinner ik mij daar niet van, maar ik moet daar een paar keer aan hebben meegedaan. Mijn vader was een enthousiaste wandelaar en sleepte ons als kinderen daarin mee. Ik heb een aantal keren de avondvierdaagse gelopen, toen heel wat minder vanzelfsprekend dan nu, want scholen deden er bijvoorbeeld nog niet aan mee, en kennelijk ook weleens zo'n Hoffeestwandeltocht. Ik heb er een paar medailles van en die komen niet uit de curiositeitenwinkel. Als je de beeldbank van het Regionaal Archief bekijkt, werd er tijdens die feesten flink uitgepakt met allerlei voorstellingen, optochten, concerten en bosjes hoogwaardigheidsbekleders, tot aan leden van het koninklijk huis aan toe. Ik heb in mijn eigen archief gezocht, maar veel over de Hoffeesten heb ik niet gevonden, behalve één foto. Die moet zijn gemaakt in 1958, toen ik in de eerste klas zat van School Brans (die nu School Vest heet). We deden mee aan een optocht en moesten een of ander verhaal met regen uitbeelden, al was het, als ik het me goed herinner, maar je weet wat voor vreemde dingen je geheugen kan uithalen, mooi zomerweer. Of die optocht iets met de Hoffeesten te maken heeft? Geen idee. 


Ik sta op die foto op de voorgrond, tweede van rechts. Het meisje links van me is Patricia van Liempt (of van Liemt, dat wil ik kwijt zijn). Haar vader was chirurg. Ze woonde in een groot huis op de Singel, waar ik weleens ging spelen. De herinnering daaraan was aanleiding voor mijn gedicht Het huis aan de Singel, dat in mijn bundel Hoe de wereld zich zou openen (2012) is opgenomen. Ik ben aan het eind van klas twee van school gegaan en overgestapt naar de Boermanschool in de Bankastraat. Over de reden zullen we het niet hebben, maar het was niet vanwege mijn goede gedrag, vandaar dat ik het wel grappig vond dat ik jaren later een tijdje als kwekeling heb rondgelopen op Vest, die zich ondertussen had getransformeerd tot een geheel andere en bijzonder prettige school. Hij is inmiddels van de Vest verdwenen en staat nu op de Blekersdijk. De Boermanschool is afgebroken. Daar staat nu een flatgebouw. Patricia is in 1959 uit mijn leven verdwenen, zoals vrijwel alle klasgenoten uit die tijd, behalve Hans Barendrecht, die later de groentezaak in de Vriesestraat van zijn vader overnam. Daar zijn we jarenlang klant geweest, tot Hans met pensioen ging.


Het huis aan de Singel


De massieve voordeur

is nog dezelfde als die

waardoor hij na schooltijd

het meisje volgde.


Er was een moeder die altijd

bleek op een sofa lag.

Er waren reusachtige fauteuils

die dienst deden als slagschip.


Het was een groot, grof meisje

dat soms aan zijn haren trok

en boos deed als de moeder

haar verbood te vloeken.


Ze was gespierd als een jongen,

speelde te wild voor hem.

Maar hij kwam steeds mee,

durfde geen nee te zeggen.


Later was het er opmerkelijk stil.

Dat begon op de dag dat de sofa

leeg was en het meisje

weigerde te spelen.


Ze zaten bewegingloos

in die enorme kamer.

De slagschepen lagen er bij

als verwaarloosde wrakken.



In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 10 juli 2022


Foto: archief auteur



dinsdag, juli 05, 2022

Vriendelijk glimlachend



Lieve Stella,


Gisteren kwam het nieuws dat Remco Campert is overleden. Niet geheel onverwacht, hij was twee en negentig, ondanks al die rode wijn en al die sigaretten die hij zijn hele leven heeft gedronken en gerookt, maar toch schrik je ervan. Ik bedoel: Campert was een soort constante in de literatuur. De laatste jaren schreef hij weliswaar niet meer, maar hij wordt nog volop gelezen, althans door mij en ik ga er gemakshalve maar even vanuit dat ik in de literatuur de maat van alle dingen ben.


Ik ben in ieder geval een groot Campert-fan, vooral van zijn poëzie. Zoals velen begon ik in mijn pubertijd met het schrijven van gedichten. Twee dichters waren mijn grote voorbeeld en bron van inspiratie: Kees Buddingh' en Remco Campert. In de bundel Dit gebeurde overal uit 1962, die ik als zestienjarige kocht op advies van Gerrit de Wolf, klasgenoot en mederedacteur van de schoolkrant, viel mijn oog als eerste op het gedicht Niet te geloven, waarvan de laatste twee strofen luidden:


Alles zoop en naaide,

heel Europa was één groot matras

en de hemel het plafond

van een derderangshotel.


En ik bedeesde jongeling

moest nodig

de reine berk bezingen

en zijn bescheiden bladerpracht.


Het werd een van zijn bekendste gedichten, graag gelezen door even bedeesde jongelingen uit de generatie na hem.


Zijn Tjeempie! Of Liesje in luiletterland (1968) las ik voor mijn eindexamen. Eigenlijk vond de leraar Nederlands dat maar niks, maar er ging net een progressieve geest waaien door de school, die de stoffige gangen en lokalen danig begon op te frissen, dus veel weerwoord gaf hij wijselijk maar niet en bovendien had ik ook Julia van Rhijnvis Feith op de lijst staan, waar hij veel waardering voor had. Niet voor Feith, maar voor het feit dat ik dat boek had gelezen. Van Julia herinner ik me niet veel meer, maar de avonturen van Liesje staan me nog helder voor de geest.


Campert en ik waren geen goede bekenden. Wel heb ik hem enkele keren ontmoet en gesproken. Een vriendelijke roker, waarvoor ik vol ontzag was, zeker toen ik hem de eerste keer ontmoette. Dat was in het voorjaar van 1969, toen Jan van der Geer, Gerrit de Wolf en ik de manifestatie Poëzie in het Minitheater organiseerden. Een avond geïnspireerd door Poëzie in Carré, maar iets minder groots opgezet, want daar was de subsidie van de Dordtse Boekverkopersbond en de Culturele Raad Dordrecht niet toereikend genoeg voor. 


Ik presenteerde Poëzie in het Minitheater (gehouden in het toenmalige theatertje onder het Stadskantoor), waaraan Campert en een aantal andere grote namen uit die dagen deelnamen, een manifestatie die overigens zonder de enthousiaste hulp van Kees Buddingh', die de dichters namens ons om medewerking vroeg, niet van de grond was gekomen. Buddingh' introduceerde er zijn vriend Wim de Vries, die als optredend dichter debuteerde. Ik was zo vermetel aan het eind van de avond een gedicht van mezelf voor te dragen. Gelukkig is die jeugdzonde daarna verloren gegaan en ik hoop dat hij nooit uit de vergetelheid terugkeert, maar Campert kon er vriendelijk om glimlachen.


Jij hebt hem voor zover ik me herinner nooit ontmoet, hoewel we regelmatig naar Poetry International gingen, maar ook jij las zijn gedichten graag. Het was een kwestie van tijd voor je werk van hem in het Grieks zou gaan vertalen, zoals je ook deed met gedichten van Buddingh', Jan Eijkelboom en Judith Herzberg, maar eerst wilde je de vertaling van Max Havelaar voltooien. Je bent er niet meer aan toe gekomen en ik vraag me ook een beetje af of je een gedicht als Strip, uit Betere Tijden (1970) zou hebben gekozen, dat eindigt met:


maar daar heb je 't drama al


terwijl hij met de ene hand

zijn zuster in haar buik grijpt

rukt hij met de andere zijn zwager af


ze weten tegenwoordig

van gekkigheid niet meer

wat ze bedenken moeten


In de vroege jaren zeventig, toen Griekenland in de greep was van het achterlijke, fascistische kolonelsregiem, was daar geen sprake van een seksuele revolutie, laat staan van dichters die het fenomeen met milde ironie bezongen, maar ik vraag me af of de Grieken, inmiddels vol problemen het tweede decennium van de 21e eeuw ingesukkeld, er nu wel aan toe zouden zijn. De meisjes in Thessaloniki lopen er vaak uiterst aantrekkelijk bij in hun sexy zomerkleedjes, maar dat verhult slechts het oerconservatieve karakter van de Griekse maatschappij. Geen tepel te zien op de Griekse familiestranden, maar wel bij elke gebeurtenis van enig belang zo'n wierook zwaaiende zwartrok.


Mijn laatste ontmoeting met Campert dateert van 7 september 2008. Hij was een van de gasten bij de literaire manifestatie Drechtsteden Gedicht. Die werd op een druilerige, frisse middag buiten gehouden op het Hof, nog voordat de boel verbouwd werd tot museum. Het gebouw was eigenlijk al niet meer als theater in gebruik, maar de foyer was er nog en bij Gods gratie mochten de deelnemende dichters daar na hun optreden schuilen. Ik praatte er na afloop met Campert, Jules Deelder, Levi Weemoedt en Tjitske Jansen nog wat na. Deelder, goed bekend met Dordrecht en sommige Dordtenaren, gaf een persiflage ten beste van de laatste seksshopuitbater op de Riedijk (hij is overleden, ik zal uit piëteit zijn naam niet noemen). Die was zo hilarisch dat Campert zich snel moest vastgrijpen om niet gillend van de lach van zijn stoel te vallen. Een mooie herinnering aan een groot inspirator.


In gedachten, altijd,


Kees


Dordrecht, 5 juli 2022