zondag, juli 12, 2009

Grenzeloos enthousiast


In het verhaal 'Bobby Kinghe' in mijn recent verschenen verhalenbundel IJzeren logica, komt het volgende fragment voor:


Het begon tegen de tijd dat we ons dichters begonnen te voelen. Gerrit de Wolf, Jan van der Geer en ik. Er werd op school een beetje tegen ons opgekeken, vooral tegen Jan, die een keer in Avenue-literair had gepubliceerd. Wij wilden meer dan verzen schrijven en zaten vol zendingsdrang. 'Over de cultuurdrempel schoppen, die lui,' zei Jan in een vraaggesprek met Janny Groen, die stage liep bij de plaatselijke editie van Het Vrije Volk. We zouden van Dordrecht een cultuurstad van formaat maken! Toen Jan kwam met het plan om een poëziefestival te organiseren, Carré was nog vers, werd het serieus. We vervoegden ons bij de enige dichter van naam die we hadden, Kees Buddingh'.

 

Hij ontving ons, zwaar pijp rokend, tussen een enorme verzameling lege flessen in zijn donkere werkkamer in het gebouw van het Teekengenootschap Pictura. We zagen hem in de schemer nauwelijks zitten. De kamer van een dichter, vonden we en we besloten voortaan ook geen fles meer weg te gooien. Tegen de achterzijde van de deur was een grote foto geprikt: 'Poëzie in Carré.' Daar zaten ze: de Selfkicker, Bernlef, Remco Campert, Buddingh' zelf. Al onze idolen in vogelvlucht. Als we die eens naar Dordt konden halen! Buddingh' vond het direct een goed idee en greep de telefoon. Er zouden er uiteindelijk maar liefst negen komen, onder wie Campert en de voor ons toen al legendarische Vinkenoog. (Ik herinner mij dat mijn vader onder het eten eens aangeslagen vertelde dat Simon Vestdijk was gearresteerd wegens het bezit van hasjiesj. 'De schrijver Simon V.' had er in de krant gestaan en voor vader was er maar één schrijver 'Simon V.')


Dat poëziefestival, voor Dordrecht spectaculair van omvang, maar in landelijke context gezien zeer bescheiden, vond plaats in mei 1969. Ik moest aan dit fragment denken, toen ik vanmorgen op de internetpagina van de Wereldomroep het bericht las dat Simon Vinkenoog is overleden. Dat hij stervende was had ik daarvoor al bij de Contrabas vernomen, maar ik dacht eerst nog: Vinkenoog is een taaie, die komt er wel weer bovenop, waarbij mij de montere foto voor ogen kwam, onlangs op zijn website, van een lachende, ongeschoren Simon V. in een Amsterdams ziekenhuisbed, nadat hij een zware operatie aan een been had ondergaan. Een doorzetter. Ook dat beteuterde gezicht van mijn vader zag ik ineens weer, toen hij geloofde dat Simon Vestdijk in de boeien was geslagen. Dat moet een jaar of wat voor onze dichtersavond in Dordrecht zijn geweest. Een avond waar Vinkenoog overigens als enige op het laatste ogenblik verstek liet gaan, ondanks zijn belofte aan Buddingh'. Dat maakte hij later helemaal goed met zijn prachtige woorden bij de herdenking na het overlijden van Kees in de foyer van theater Kunstmin in 1985. Een herdenking waar een van Buddingh's Dordtse schildersvrienden (zijn naam doet Fries aan) op respectloze wijze halfzat door de sprekers heen zat te brallen, maar dit terzijde.


Die bijeenkomst was een van de weinige keren dat ik Vinkenoog ontmoette, maar ik ben hem wel altijd blijven volgen. Een groot dichter heb ik hem nooit gevonden, maar wel een inspirator, een initiatiefnemer, iemand die altijd een enorm enthousiasme uitstraalde voor de poëzie. Dat bleek toen hij na het aftreden van Gerrit Komrij de ondankbare rol van Dichter des Vaderlands (ook zo'n term die nooit went) ad interim op zich nam. Wellicht schuilt in dat grenzeloze en belangeloze enthousiasme zijn grootste verdienste. Zijn ontbreken in Dordrecht in mei 1969 is hem natuurlijk al lang vergeven. Tachtig is hij geworden. Ik had hem nog graag een aantal mooie, dichterlijke jaren gegund, maar tegen een anders beschikkende natuur kan zelfs de meest enthousiaste dichter niet op.

   


Geen opmerkingen: