De zon
schijnt, maar het waait te hard. De wind heeft een onaangenaam scherp
randje. Ik ben in Den Haag. Het waait altijd harder in Den Haag dan
in Dordrecht. Ik noemde Den Haag Windstad in de tijd dat ik er
Geschiedenis MO studeerde. Soms zaten we in het Gymnasium Haganum,
waar ooit Kees Buddingh' Engels MO deed, soms in een gebouw van het
Segbroek College, een vervuilde ruïne in de Fahrenheitstraat. Ik
spreek over dertig jaar geleden, toen de School voor Taal- en
Letterkunde nog niet was omgedoopt in The Hague University en er
tijdens de colleges nog werd gerookt. Die MO-studie heb ik tenslotte
afgerond met een doctoraal aan de Utrechtse universiteit. Dat was wat
je tegenwoordig een eitje noemt, want wat vakkennis betreft lagen de
eisen voor het MO beduidend hoger dan die voor het doctoraal, terwijl
de benodigde onderzoeksvaardigheid eenvoudig te verwerven was. Ik had
er het genoegen college te lopen bij Maarten van Rossem. Ook voor
zijn carrière als cabaretier en hoofdredacteur waren zijn colleges
van uitzonderlijk niveau en was hij een van de schaarse hooggeleerden
die echt les kon geven. Dat kon ik als onderwijsman wel waarderen.
Een van mijn
bijvakken in die tijd was kunstgeschiedenis. Ik studeerde dat met
veel enthousiasme. Het heeft een wereld van schoonheid, maar ook
verwondering, voor mij geopend. Wat precies kunst is, heb ik er niet
door geleerd, want kunst is in wezen een ondefinieerbaar begrip. Om
greep op het vak te krijgen moet je indelen, hokjes maken en daarin
iets plaatsen, maar nooit passen hokje en onderwerp precies bij
elkaar. Dat maakt het zo boeiend. Vooral op het terrein van de
eigentijdse kunst, waar nog weinig is uitgekristalliseerd en waar de
tijd kwantiteit nog niet altijd van kwaliteit heeft gescheiden. Ik
sta daar vaak voor vragen, raadsels, die ik (nog) niet kan
beantwoorden, behalve vanuit mijn emotie. Bijvoorbeeld: waarom vind
ik Willem de Kooning een charlatan, maar ben ik mateloos gefascineerd
door sommige schilderijen van de eveneens abstract schilderende
Richard van den Dool?
Ik ben aan
de vroege kant in Windstad en de afstand tussen het centraal station
en de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten is maar kort. Je
loopt bijna direct van het ene in de andere. Daarom rook ik op een
bankje in de zon eerst nog een sigaar. Ik denk aan mijn Haagse
studiejaren en aan mijn studiemaat, Peter B., die niets had met
kunstgeschiedenis en veel te jong is overleden. We hebben wat
afgelachen in de restauratiewagen van de trein Dordrecht – Den
Haag. Restauratiewagen, het lijkt een begrip uit het Fin de siècle.
Als de sigaar op is en in het water van de Prinsessegracht geworpen,
loop ik naar de academie om de verjaardag van Vanessa Bernhart te
vieren.
Een
verjaardagsfeest als afstudeerproject, heb ik begrepen. Knus in de
kring met familie en vrienden, vrouwen aan de ene, mannen aan de
andere kant. Sherry versus oude en jonge jenever, sigaren en
sigaretten naar keus op tafel, slagroomgebak, zoutjes en tegen elf
uur 's avonds de opdonderkoffie. Een verjaardag à
la 1955, met mij als kleuter tussen al die gierende en bulderende,
stokoude ooms en tantes van een jaar of dertig. Als dichters
nostalgische dromers zijn, dan ben ik een dichter. Of Vanessa een
dichter is, weet ik niet, maar in haar idee kan een ouderwetse
verjaardagspartij al snel omslaan in een manifestatie van
verstikkende burgerlijkheid. Daar heeft ze misschien wel gelijk in.
Naar mijn gevoel is onze samenleving trouwens flink op zijn retour
naar een verstikkende burgerlijkheid, waarin de verworvenheden van de
jaren '60 worden begraven en de seksuele revolutie nog een goede eeuw
in het verschiet ligt. Ik weet het, ik overdrijf, maar ook weer niet
heel veel.
Om haar
afstudeerproject te realiseren heeft Vanessa op haar verjaardag haar
verjaardag gevierd op de binnenplaats van de kunstacademie van
Windstad, waar zij een jaar heeft gewerkt aan een installatie. De
kern daarvan is een caravan. Een beter symbool voor burgerlijke
knusheid is moeilijk te vinden, maar Vanessa heeft de ruimte
waarin vader zich met moeder de vrouw terugtrekt op een of ander
kampeerterrein, in de illusie er eens even helemaal uit te zijn,
omgevormd tot een inspirerend retraite-oord. Ik kijk naar kunst zoals
ik een gedicht lees. De dichter kan willen wat hij wil, maar ik
herschep zijn gedicht door mijn eigen interpretatie. Zo gaat het met
Vanessa's installatie ook. 'Dit nodigt uit tot schrijven,' ging het
door mij heen, toen ik in de getransformeerde caravan stond. Ik moest
denken aan Gerard Reve, die in een bepaalde periode vaak in zijn bus
zat te schrijven, ergens in het bos. Daar zou deze caravan niet
moeten staan, maar eerder op een plein met veel terrassen, om het
contrast tussen een van de wereld losgezongen schrijver en de
borrelende burgerman duidelijk te maken. In jezelf gekeerd in de
massa, zou je misschien kunnen zeggen.
Het
verjaardagsfeest van Vanessa had niets verstikkends, al bevonden wij
ons in haar installatie enerzijds in het burgermansleven bij uitstek,
op de familiecamping, maar zo van gedaante veranderd, dat je een
andere werkelijkheid werd ingetrokken. Burgerlijk vond ik wel de
barbecue, maar dat komt door mijn persoonlijke afkeer van
barbecuevoeder. Door de wijn raakte ik op dit surrealistische feest
van lieverlee in de aangename roes die de dichter in mij zo lief is.
Waar Vanessa niets aan kon doen was de storende, onaangename wind,
waarvan het randje bij het lengen van de avond steeds scherper werd.
Windstad, nietwaar?
©
Foto's: Vanessa Bernhart
Geen opmerkingen:
Een reactie posten