Onderweg van
Dordrecht naar Haarlem stopt mijn trein in Delft. Ik vind Delft een
tikje bijzonder. Niet vanwege de technische universiteit, al gebeuren
daar ook bijzondere dingen, waarvan ik meestal weinig begrijp, maar
vanwege de trein. Die rijdt er even zo dicht langs de huizen dat je
bij de mensen op hun bord kunt kijken. Als hij niet te snel gaat en
als die mensen niet schuilgaan achter vitrage of lamellen. De trein
rijdt ter hoogte van de eerste verdieping. Soms vang je een glimp op
van iemand aan een eettafel of bureau. Nogal wat van die huizen ogen
slecht onderhouden en armoedig. Vergane glorie waar, denk ik, veel
kamerverhuur is door twijfelachtige pandjesbazen, die zelfs op zolder
wat hokjes hebben afgeschoten om nog enkele huurpenningen extra te
kunnen innen. De zolderverdiepingen liggen te hoog voor de trein,
terwijl zij mij juist het interessantst lijken. Wat speelt zich op
het ogenblik van langsrijden niet allemaal op die zolderkamertjes af?
Zolders
spraken in mijn kindertijd altijd tot mijn verbeelding. Zo'n
afgelegen, weinig bezocht deel van een huis kon iets mysterieus
hebben als het vol stond met stoffige getuigen van een verleden dat
je nog moest ontdekken. Het was er weleens een beetje spookachtig,
zoals op de zolder van ons huis achter de remonstrantse kerk, waarvan
een deel was afgeschoten door gordijnen die af en toe zomaar bewogen.
Je wist ook wel dat het door de tocht kwam, maar evengoed huiverde je
soms. Zolders, ze prikkelden de fantasie. Op die van mijn grootvader
op de Vrieseweg stond een deel van de winkelvoorraad met daartussen
een ijzeren gevaarte waarmee koffie werd gemalen. Op die zolder
geurde het altijd heerlijk naar koffie. Ik waande mij in het ruim van
een Oost-Indiëvaarder die rijk
beladen met koopwaar moest zien te ontsnappen aan de Duinkerker
kapers. Op onze eigen zolder, onder een paar stevige hanenbalken,
vocht ik zeeslagen uit met zelfgebouwde modellen van oorlogsbodems.
Een vroegere koster was ook kunstschilder, vandaar het woord Atelier
op de deur. Ik vond dat voornaam. Wij hadden geen smerige zolder vol
kolengruis, zoals bij Jopie de Wit naast opa, wij hadden een Atelier.
Tegen de tijd dat ik de meisjes begon te ontdekken werd de zolder
omgebouwd tot twee ruime slaapkamers omdat de Engelse familie na het
overlijden van oma voortaan bij ons zou logeren. Aan de ene kant vond
ik dat geweldig, maar de kans om met een meisje verboden
heerlijkheden uit te halen onder de hanenbalken werd voorgoed
verwezen naar het domein van de fantasierijke dromen.
De
trein rijdt verder, Delft verdwijnt uit beeld. In 1980 kocht ik mijn
huis in Dordrecht, ook te zien vanaf het spoor. Ik kocht het vooral
om de veranda, die het een koloniaal aanzien geeft, en vanwege de
tuin en de gunstige ligging ten opzichte van station en stadscentrum.
Ik woon er comfortabel, al is het bijna honderd jaar oud en
onderhoudbehoevend, maar één
ding mis ik, want een zolder is er niet.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten