Meekrap. Een
woord dat ik lang niet meer hoorde en dat mij ineens invalt. Om
onnaspeurbare reden. Een woord dat ik onmiddellijk associeer met de
lagere school, waar de meester op een landkaart een gebied aanwees,
waarna wij moesten scanderen welk gewas of product er vandaan kwam.
Strokarton, bijvoorbeeld, uit het hoge noorden, waar je ook het
aardappelmeel situeerde. Meekrap. Het woord sprak tot mijn
verbeelding. Het leek haast de naam voor een dier. Het werd vooral
verbouwd op de Zeeuwse eilanden en op Goeree-Overflakkee.
'Goeree-Overflakkee hoort nog bij Zuid-Holland.' De meester liet niet
na dat te benadrukken en altijd klonk er teleurstelling in zijn stem.
Hij was van Rilland-Bath, een echte Zeeuw, behalve dan dat hij naar
de remonstrantse kerk ging op zondag.
Meekrap. Er
werd een of andere kleurstof van gemaakt. Zou er op de eilanden,
Zeeuws of niet, nog meekrap worden verbouwd? Ik zou het niet weten.
Toen ik een jaar of twaalf was, brachten we een zomervakantie door in
Ouddorp. We waren vooral op het strand. Nooit kwam het in mij op om
eens op zoek te gaan naar een akker met meekrap. Ik kan een
aardappelplant van een kroot onderscheiden en een korenaar van een
stengel maïs,
maar veel verder reikt mijn kennis der gewassen niet. Al zou ik van
de dijk waaien, rechtstreeks de meekrap in, ik zou het niet als
zodanig kennen.
Vanuit
Ouddorp fietsten we op een wat mindere stranddag naar Dirksland, een
stadje waar ik mij niets van herinner. Het is de geboorteplaats van
de schrijver Willem Walraven (1887-1943). Zijn moeizame bestaan in
Nederlands-Indië
heeft een prachtig oeuvre aan cursieven en vooral aan brieven
opgeleverd. Zijn Brieven,
in 1966 bezorgd door zijn neef F. Schamhardt en in 1992 herdrukt,
vermeerderd met een aantal brieven, is een boek dat ik altijd onder
handbereik heb. Als het een keer tegenzit zoek ik mijn heil nog
weleens bij Brieven
of bij het Geheim
Dagboek van Hans
Warren (1921-2001). Als onze meester zijn zin had gekregen, had ik
'allebei Zeeuwen' kunnen zeggen. Als bewoner van het Eiland van
Dordrecht voel ik een zekere band met andere eilanders, mits
ontworsteld aan de ijzeren beklemmingen van het geloof. Er is wat aan
de hand in Zeeland en op de Zuid-Hollandse eilanden, waar na Walraven
en Warren twee nieuwe generaties schrijvers en dichters zijn
opgebloeid. Ik noem er een aantal: André
v.d. Veeke, Johan Everaers, Jan J.B. Kuipers, Laurens Geerse, Wim
Hofman, Meindert Inderwisch, Yvonne Né,
Theo Raats, Franca Treur, Anneke Schenk, Thom Schrijer, Lou
Vleugelhof en ik zal ongetwijfeld nog iemand vergeten. Het leeft en
gonst in die contreien, vooral rond het literaire tijdschrift
Ballustrada.
Vlak
ook het Dordtse literaire leven niet uit. Op 4 april debuteert het
jonge talent Josse Kok in de Bordeauxreeks van de Dordtse uitgeverij
Liverse. In de afgelopen jaren verschenen er boeken van stadsdichter
Marieke van Leeuwen, Wim Jilleba, Klaas Blokhuis, Jehanne Hulsman,
Pieter Breman, Peter M. v.d. Linden, Jan v.d. Geer, Danny Kroonen,
mijzelf en ook nu zal ik wel iemand over het hoofd zien. Jacoline de
Heer eindigde voor het derde jaar op rij hoog bij de Turing
poëziewedstrijd
en de Dordtse Dichterskring bloeit als nooit tevoren. Dit alles
terwijl de literatuur in Dordrecht traditioneel het ondergeschoven
kindje van de kunsten is.
Het
gaat economisch wat minder in Nederland. Dat mindere wordt in de
media voortdurend uitvergroot, waardoor mensen gaan geloven dat we in
de grootste crisis aller tijden zitten. Dat is baarlijke nonsens. Wat
geen grote onzin is, is de bloei van de schone letteren tussen
Dordrecht en Terneuzen. Zoals wij vroeger 'meekrap!' scandeerden, zo
roepen de schoolkinderen van nu aanstonds 'proza en poëzie!'
Dat is wat anders dan al het gehuilebalk over de economie.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten