Het voorjaar
lijkt aangebroken op het terras van het Varken. Er hebben zich in de
tien minuten dat ik hier zit reeds vijf mensen aan mijn tafel
vervoegd inzake straathandel of financiƫle ondersteuning. Een
lotenverkoopster, een weduwe met vier kinderen (die gezien haar
leeftijd al dik volwassen moeten zijn), een man met papieren
zakdoekjes, een zigeunerin met een traan in het oog, maar verder
degelijk bedekt, en tenslotte een breed lachende Afrikaan met
wandelstokken, voorzien van ingebouwde verlichting, in de aanbieding.
Het wachten is op de volgende passant, die zich in de verte al
aankondigt met een trompet. Je verveelt je geen ogenblik en al zie ik
liever een charmante studente verschijnen, deze bezoekers geven
bepaald kleur aan het straatbeeld, al is het niet altijd een kleur
waar je vrolijk van wordt. Er schuilt veel leed en ellende achter al
die verzoeken en aanbiedingen. Of het nodige bedrog, maar dat kun je
er in zo'n korte ontmoeting niet aan afzien. Vorig jaar werd ik
aangeklampt door een zigeunermeisje van een jaar of tien. Ze had
honger. Ik had toevallig een zak bourekakia (kaasbroodjes) bij
me, waarvan ik haar de helft gaf. Ze begon met graagte te eten. Een
andere keer vroeg net zo'n meisje om geld voor de bus. Ik reikte haar
een kaartje aan, maar dat werd verontwaardigd van de hand gewezen.
Dat de crisis heftig toeslaat merk je minder aan het straatventen en
bedelen. Dat was voor de maatschappelijke instorting een even
levendige zaak. Je ziet het wel op het terras. Dat zou een paar jaar
geleden om deze tijd en met dit weer beslist vol zijn geweest. Nu tel
ik hooguit een vijftal oudere dames.
Lang geleden
schreef ik op dit terras een gedicht over de Agia Sophia, die zich
aan de overkant koestert in de zon. Haar koepel is bedekt met koper.
Hoe lang nog voor iemand naar boven klimt om een plaat te jatten? Je
hoort wat dat betreft de wildste verhalen. Uit parken en plantsoenen
worden de bronzen koppen van nationale helden gestolen. Inbrekers
zouden de elektrische bedrading uit zomerhuizen slopen. In het najaar
al bleek de koperen lantaren van Stella's graf gestolen. Het lijkt
mij meer het werk van de georganiseerde misdaad dan van de werkloze
huisvader die door zijn radeloze, redeloze en hardvochtige regering
tot wanhoop is gedreven. Een leuke Chinese biedt mij kettingen te
koop aan, maar de enige kettingen die ik bij gelegenheid draag zijn
die van het Dordtse Big Rivers festival, dat ook al slachtoffer van
de door iedere verstandige econoom veroordeelde bezuinigingshysterie
dreigt te worden. Ze mogen daar trouwens weleens wat aan de
administratie doen. Meer dan een jaar geleden gaf ik een machtiging
af om het festival op bescheiden wijze te ondersteunen, maar het
bedrag is nooit afgeschreven.
Terwijl ik
nog maar eens mijn arrogante hoofdknikje (dat nee betekent) toepas,
denk ik aan mijn goede vriend Takis. Hij vertelde mij dat zijn
koumbaros binnenkort waarschijnlijk de bak indraait omdat hij
een EU-subsidie voor zijn inmiddels failliete bedrijf heeft gebruikt
om een villa te bouwen en zich te vertreden in het casino. Daar heb
ik niet zo'n medelijden mee, maar ik heb die man vaak op feestjes bij
Takis meegemaakt. Ik had het niet verwacht, wat mij ernstig doet
twijfelen aan mijn mensenkennis. Ik ben niet voor psycholoog in de
wieg gelegd, geloof ik. Over een week begint het proces tegen
Psomiadis, de voormalige 'onderkoning' van Macedoniƫ, die als
periferiarchis, zeg gouverneur van de provincie, van allerlei
flessentrekkerij wordt verdacht. President van de rechtbank is de
zoon van de weduwe K., oudere zus van de beste vriendin van Stella.
Ik wens hem veel wijsheid en vooral een onafhankelijk oordeel toe.
Gisteravond sprak ik de weduwe K. Ze gaat het proces bijwonen. Ik
hoop dat ze haar zoon scherp in de gaten houdt.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten