Ik lees Een
meisje van honderd van Marion Bloem. Buiten
is het uitzonderlijk koud voor de tijd van het jaar. Een barre
oostenwind houdt mij binnen. Er wacht veel werk in de tuin, maar het
is er nog niet van gekomen. Ondanks de winterse temperaturen komt de
kerriestruik in knop, begint de forsythia uit te lopen en steken de
tulpen hun kopjes uit de grond. Marion Bloem brengt mij terug in
Indische sferen. Dat 'terug' is vreemd uitgedrukt: ik ben nog nooit
in Indië
geweest. Ik ben gefascineerd door de geschiedenis en cultuur van het
land. Tijdens mijn studie was de geschiedenis van Nederlands-Indië
een van mijn favoriete vakken. Ik lees alles wat ik van de Indische
letteren maar te pakken kan krijgen: van Multatuli tot Willem
Walraven, van P.A. Daum tot Hella Haasse, van Tjali Robinson tot Rudy
Kousbroek, Van Maria Dermoût
tot Marion Bloem. Maar een reis naar Indonesië
heb ik nog steeds niet gemaakt. Ik vraag mij af waarom.
Toen Stella
nog leefde en ik nog in het onderwijs zat, brachten wij de vakanties
vrijwel altijd door in Griekenland. Stella was teleurgesteld in het
leven in Nederland, waarvan zij zich voor haar komst veel had
voorgesteld. Te veel misschien. Indonesië
wilde ze graag een keer bezoeken. Met vrienden uit de
Nederlands-Indische gemeenschap had ze warme banden. Ze herkende in
hen iets van de Griekse familiezin en hartelijkheid. Ze was dol op
Indisch eten en het is tekenend dat zij zich op een gegeven ogenblik
zette aan een Griekse vertaling van de Max
Havelaar. Een reis naar Indonesië
was echter iets voor de toekomst. Als ik met pensioen zou zijn, als
we ons maar eenmaal voorgoed in Griekenland hadden gevestigd, voor
haar een terugkeer die niet snel genoeg kon komen, dan kwam het
reizen aan de beurt. Dan zouden we naar Indonesië
gaan. Als je iets hebt om naar uit te zien, denk je niet aan fatale
ziektes die je leven in een handomdraai kunnen verwoesten.
Ik heb alle
tijd en gelegenheid om Indonesië
te bezoeken, maar dan moet ik zonder Stella gaan. Haar vertaling van
de Max Havelaar bleef
onvoltooid. Misschien is dat het wat mij weerhoudt? Ik ben ook geen
groot reiziger, meer een huiskameravonturier, maar ik denk niet dat
het daar aan ligt. In al die jaren heb ik mij een beeld van Indië
gevormd, een ideaalbeeld. Een droombeeld dat al begon te ontstaan
toen ik als kleine jongen een kinderboek las over de dochter van een
Indische sultan. Een meisje even beeldschoon als Marion Bloem. Daarna
is mijn voorstelling almaar uitgegroeid tot het Indië
dat ik in mij draag. Ik ben bang dat dat verloren gaat in een
confrontatie met de werkelijkheid. Bang dat ik in plaats van
sultanskinderen geloofsfanaten tref, in plaats van landwegen
asfaltstroken met een walmende chaos, bang dat de dromerige kampong
uit de verhalen van mijn grootvader, die in de jaren '20 de archipel
bevoer, nu een stadswijk vol hoogbouw is. Ik weet ook wel dat de tijd
zijn invloed heeft en dat droombeelden irreëel zijn, maar toch. In
Een meisje van honderd
zit een ansichtkaart met een foto van Ivan Wolffers. 'Groeten uit
Bali.' Op de voorgrond zie je het silhouet van Marion Bloem, die op
een muurtje zit te schrijven. Op de achtergrond een landschap met
sawahs en een smaragdgroene berg. Ik ben er nog niet uit. Ga ik de
verre reis maken of kan ik maar beter in mijn droomwereld blijven?
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten