Er
wordt weleens een foto van mij genomen en soms zet iemand mijn kop
dan op Facebook. Ik weet niet wat ik daarvan moet denken. Mijn kop is
niet meer wat hij is geweest. Als ik in een overvolle bus stap, dat
gebeurt bijna altijd als ik in Thessaloniki ben, waar het openbaar
vervoer tamelijk rampzalig is, dan staat er vaak iemand voor mij op.
Vrijwel altijd een lief meisje. Het is goed bedoeld, het is een teken
van beschaving. Ik zou willen dat ze het niet deden, dat ze alleen
even glimlachten naar die leuke jongeman, maar met mijn kop kan ik
dat soort sprookjes niet meer verkopen. Om de moed er in te houden
zeggen ze wel dat een mens zo oud is als hij zich voelt, maar mijn
kop spreekt boekdelen. Nee, nog niet bejaard, maar wel van een
zekere, gevorderde leeftijd.
Ik
heb een paar boeken gepubliceerd. Ik heb lang in het onderwijs
gezeten en deed het schrijven er bij. Er zijn mensen die zeggen dat
je je dan geen schrijver mag noemen. Dat mag alleen als je van de pen
leeft. In die opvatting heeft Nederland twee of drie schrijvers,
geloof ik. Ik vind die opvatting onzin. Nu schrijf ik alleen maar en
doe er een paar andere dingen bij. Ik mag mij nu schrijver noemen, al
maakt het voor het schrijven niets uit hoe je je noemt. Als die
boeken er maar komen. Mijn kop mag dan van zekere, licht gevorderde
leeftijd zijn, het is wel een schrijverskop. Hij lijkt een beetje op
die van J. Rentes de Carvalho en op die van de oude Lodewijk van Deyssel, maar dan met baard.
J. Rentes de Carvalho is een van mijn literaire helden. Hij heeft
prachtige romans en verhalen geschreven, maar het hoogtepunt vind ik
Tussenjaar, een dagboek over het jaar dat hij vijfenzestig
werd. Het is het voorbeeld voor deel 1 van mijn literair dagboek, in
2008 verschenen onder de titel En vooral: de gordijnen dicht.
Ik ben een beetje bezeten van ego-literatuur. Ik hoop dat Rentes de
Carvalho meer dagboeken heeft bijgehouden en die ooit nog eens laat
publiceren. Ondertussen hebben we al die andere mooie boeken van hem.
Lodewijk van Deyssel ken ik, ik geef dat grif toe, alleen uit
allerlei sensatieverhalen die over hem de ronde doen en uit de lessen
literatuurgeschiedenis op de middelbare school. We moeten nog echt
kennismaken. Het is net als met die grote reizen die Stella en ik
zouden gaan maken. Die stelden we uit tot ons pensioen. Voor het
zover was overleed Stella en inmiddels ben ik mijn lust naar verre
landen, anders dan in de geest, kwijt. Ik weet niet of ik De
kleine republiek ooit zal betreden.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten