Als
we geen geld of tijd hadden voor Parijs, gingen we een dagje naar
Brussel. Daar spreken ze tenslotte ook Frans, al is de stad officieel
tweetalig. Met de trein ben je er vanaf Dordrecht al in een uur en
drie kwartier. Brussel was voor ons vooral Mort Subite, Falstaff, Het
Goudblommeke in Papier en uiteindelijk De Dolle Mol. Ons was verteld
dat artistiek Brussel daar kwam. We hadden geen idee of dat klopte,
artistiek Brussel was ons onbekend, maar de ober sprak Nederlands en
er werd dezelfde soort muziek gedraaid als in Visser en De Vrijheid.
Zonder de Mol was het uitje niet compleet.
Soms
bezochten we een tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten.
Dan regende het meestal. Op mijn maatje Thijs na, kon de vlooienmarkt
ons niet bekoren. De gebouwen van de Europese Unie werkten
deprimerend. Zoveel samengebalde wansmaak. Of het ooit wat zou worden
met die Unie, betwijfelden we. Je kon aan de grens nog worden
gecontroleerd of je niet te veel sigaretten en drank bij je had. Die
waren in Belgiƫ
goedkoper. Ik herinner mij een minister die in opspraak kwam omdat
hij een kistje sigaren niet had aangegeven. Als de kakkerlakken van
Powned het voor het zeggen krijgen, kan dat zomaar weer gebeuren.
De
foto is uit 1980. In Brussel waren nog geen wijken vol
verontwaardigde jongemannen met vlasbaardjes en een
godsdienstwaanzinnige blik. Boze jongemannen, die menen dat
verontwaardiging een vrijbrief is voor meedogenloos moorden. Wij
waren ook boos, op onze manier. Wij uitten onze boosheid in
gedichten, weigerden op vakantie te gaan naar landen die de doodstraf
toepasten en haalden herinneringen op aan demonstraties tegen de
oorlog in Vietnam. Twee jaar later feestte ik in hotel Torarica, in
het Paramaribo van Roy Horb en Desi Bouterse. Zeven jaar later kreeg
ik een Fulbrightbeurs en ging ik naar het verderfelijke Amerika. Ik
vraag mij af: komt artistiek Brussel nog steeds bijeen in De Dolle
Mol?
Foto:
archief auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten