Als
kleuter speelde ik met mijn neefjes weleens in de zandbak bij tante
Jeanne in de Hooftstraat. Op weg daarheen liepen we met onze moeders
door het aangrenzende Weizigtpark. Dat park heeft voor mij altijd
iets sinisters gehad. Aan de rand, bij de spoorlijn, was een duister
pad dat het Bonepaadje werd genoemd. Daar werd, volgens de verhalen,
ooit een meisje vermoord. Het was, als je er liep, of de geest van
dat meisje nog rondwaarde.
Huize
Weizigt, ooit bezit van de familie De Roo, was in mijn kinderjaren
een sanatorium en tuberculose (t.b.c.) was nog volksziekte nummer
één.
Op school werden we jaarlijks op t.b.c. gecontroleerd door middel van
een paar akelige krassen op je arm, met een soort pen. Of je moest
worden doorgelicht. Met je blote bast tegen zo'n koud apparaat. De
geliefde van een zusje van mijn moeder stierf vlak na de Tweede
Wereldoorlog aan t.b.c. Hoewel op oude foto's onthutsend knap, bleef
ze de rest van haar leven alleen. Toen we na haar overlijden, in 2008, haar huis ontruimden, stond het portret van die geliefde nog steeds
op het nachtkastje. Al drieënzestig jaar.
Het
Weizigtpark heeft nog steeds een twijfelachtige reputatie: hangjeugd,
overvallen, een hospice aan de rand, dat ook niet bijdraagt tot veel
vrolijkheid. Ik tart het noodlot liever niet en laat het park, vooral
als het avond is, links liggen.
In
de zandbak konden we uren bezig zijn met het bouwen van paleizen.
Fraaie sculpturen waren het niet, maar wel fantasierijk. We waren dan
trots op wat we hadden gemaakt, tot iemand besloot alle eer voor
zichzelf op te eisen. Dat eindigde altijd in knokken, bloedneuzen en
een vernield paleis. De Weizigtparkmentaliteit had weer eens
gewonnen. Ik moet in deze dagen onwillekeurig aan het lot van Europa
denken als ik langs de Hooftstraat en het Weizigtpark fiets.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten