vrijdag, juli 29, 2016

Kroondomein




Ik was tien, toen mijn ouders samen met een bevriend, jonger stel, een vakantiehuisje op de Veluwe huurden. Een goedkoop opgekalefaterd schuurtje achterop een erf, dat de Paddestoel heette. Het was tochtig en vochtig. Omdat het regelmatig regende hadden we vooral last van vocht. Voortdurend klamme lakens. Slapen moest je met zijn allen op zolder. Mijn ouders, mijn zusje van vijf en het jonge stel met een baby. Tussen de twee families hing een klam gordijn. De Paddestoel stond bijna in het bos. Dat was van de koningin, want als je erin wilde, moest je langs een bordje met 'Kroondomein'.

De koningin, die ik later van televisie leerde kennen als een vriendelijke, spruitjes schoonmakende dame op leeftijd, die leek op tante Klazien uit Rotterdam, kregen we in haar domein niet te zien. We gingen 's morgens vroeg, of tegen zonsondergang, de bossen in op zoek naar herten en wilde zwijnen. Ik had een jongensboek gelezen over een moedig everzwijn dat menig jager op zijn slagtanden nam, maar ik liet natuurlijk niets blijken van enige ongerustheid. Er werd soms een beetje gehuiverd. Zoals toen we het kasteel bezochten van Maarten van Rossem, een woeste vechtjas in dienst van de hertog van Gelre. Daar wees een gids ons een waterput, waarin de woesteling de vijanden van zijn hertog verzoop.

Een tikje angstig was ook het fietstochtje met mijn vader. Er dreigde onweer, de lucht betrok snel en het gerommel kwam almaar dichterbij. Wij raceten naar de Paddestoel. We kwamen tijdig, maar totaal doorgeregend aan. Het onweer was intussen een andere kant op gegaan. Ik zag daar toen de hand van hare majesteit in. Het jonge stel kreeg nog drie kinderen en mijn vader maakte promotie. De Paddestoel heb ik nooit teruggezien. Maarten van Rossem dook later wel weer op in mijn leven, nu als de hoogleraar geschiedenis bij wie ik ben afgestudeerd.



Geen opmerkingen: