Eigenlijk vindt hij, op een enkele uitzondering na, alle nieuwbouw van de jaren vijftig en daarna niet om aan te zien. Saai, lelijk, sfeerloos, kil, te hoog, te hoekig, te vierkant. Zelf heeft Warnaar een huis uit 1914 waarin weliswaar het een en ander verknald is door de wansmaak van eerdere eigenaren, maar het heeft, zeker van buiten, zijn eigen karakter bewaard. Zoals meer huizen in zijn straat. Helaas is een aantal daarvan gebombardeerd in de oorlog. Daar is herbouw gepleegd, direct na 1945. Die panden zijn nog wel aardig om te zien, maar in de jaren zestig is de bakkerij op de hoek gesloopt en zijn er fantasieloze maisonnettes voor in de plaats gekomen waar kraak noch smaak aan zit.
Over hoogbouw wil hij het helemaal niet hebben. Die vindt hij niet alleen verschrikkelijk vanwege zijn hoogtevrees, erger nog is de horizonvervuiling. Je zou maar hoog in zo'n ladenkast wonen met onder en boven buren en altijd in angst dat de lift dienst weigert en je al die trappen op of af moet. Hij maakt zich zorgen over de plannen van het gemeentebestuur voor meer woningen en dan vooral hoogbouw. Alsof zijn riviereneiland al niet vol genoeg is.
Hij denkt aan de sierlijke lijnen en ornamenten van de gevels in zijn buurt en vooral van die aan gene zijde van de spoorlijn. Een wijk die qua sfeer nog helemaal de vroege jaren van de twintigste eeuw ademt. De tijd van de Jugendstil, nog onwetend van latere verschrikkingen, ook bouwkundige.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten