Goede vriendin Lé had kaartjes weten te bemachtigen voor de afsluiting van de viering van vierhonderd jaar Johan de Witt. Dat gebeurde met twee voorstellingen in de Augustijnenkerk, de kerk waar mijn ouders in 1947 zijn getrouwd, maar dit terzijde.
De eerste was een theatervoorstelling door Muziektheater Hollands Diep, getiteld Noodklok. Die begon veelbelovend, maar werd ontsierd doordat Johan de Witt aan het einde op nogal arrogante toon op het matje werd geroepen wegens het koloniaal verleden. De dag ervoor, op het boeiende, wetenschappelijk symposium over Johan de Witt, hadden wij juist vernomen dat de bemoeienis van de raadpensionaris met het koloniaal verleden vooral indirect was en niet zoveel voorstelde. In tegenstelling tot zijn vader was hij noch bewindvoerder van de WIC (en evenmin van de VOC) en was hij ook geen aandeelhouder, maar ja, de erfzonde moest er weer eens met de haren worden bijgesleept.
Meer genoten heb ik van de tweede voorstelling, het Requiem in memoriam Johan de Witt, geschreven door Roel van Oosten en uitgevoerd door Merwe's Oratorium Vereniging onder leiding van Gilles Michels, met als soliste mezzosopraan Esther Kuiper, op vleugel Caecilia Boschman, op orgel Bert Mooiman en als slagwerker Konstantyn Napolov. Een prachtige voorstelling die bewondering afdwong ondanks de akoestiek van de Augustijnenkerk, die op zijn zachtst gezegd niet geweldig is. Dit soort concerten hoort naar mijn mening beter thuis in de Remonstrantse kerk, die bekend staat om zijn geweldige akoestiek, maar die er natuurlijk in de tijd van Johan de Witt nog niet was, al staat hij wel aan de Cornelis de Wittstraat.
Kortom, een mooie afsluiting met een rafelrandje dat er wat mij betreft even afgeschaafd had moeten worden.
Foto: auteur





