Dit jaar doe ik maar eens niet aan een kerstboom. Hoewel ik de kerstverlichting in de stad feestelijk vind, heb ik er thuis geen zin in. Ik heb een open haard (met van die briketten die niet of nauwelijks vervuiling veroorzaken) en een heleboel kaarsen en waxinelichtjes, dat is voldoende. Als kind vond ik een kerstboom geweldig, met al die glimmende ballen, kabouters, 'besneeuwde' huisjes en echte kaarsen. Er stond altijd een emmer water naast, voor het geval dat. Toen mijn ouders elektrische kaarsen kochten, verdween die emmer.
Met de zondagsschool vierden we kerst in de remonstrantse kerk. Voor mij een thuiswedstrijd, want ik woonde er achter. Mijn moeder was tot haar zeventigste de koster. Er stond altijd een reusachtige kerstboom in de kerk. Aanvankelijk ook met echte kaarsen. Die waren door een lont met elkaar verbonden. Als die werd aangestoken schoot het vuur door de boom en gingen de kaarsen branden. Naast de boom hield een levensechte brandweerman de wacht, want geheel zonder risico was het niet. Wij vonden die man nog indrukwekkender dan de boom. Ik weet niet wanneer die viering is opgehouden, maar op een gegeven ogenblik was het klaar met boom en brandwacht.
Op mijn zestiende schreef ik romantische gedichten, gericht aan het mooiste meisje van de klas. Gedichten die ik haar niet durfde te sturen en die gelukkig verloren zijn gegaan. Heel veel later vertaalde ik gedichten, samen met Stella, mijn grote liefde. Zij overleed achttien jaar geleden, op tweede kerstdag. Ook het mooiste meisje van de klas overleed jong. Voor hen steek ik altijd een extra kaars aan.
Foto: auteur


Geen opmerkingen:
Een reactie posten