woensdag, augustus 31, 2011

Jarig geweest


Ik ben nog wat beduusd van mijn overweldigende verjaardagsfeest gisteravond. Eerst in poffertjessalon Visser, daarna in restaurant Kreta in Dordrecht. Veel dank aan iedereen die heeft bijgedragen tot het zeer geslaagde evenement. Hieronder het verjaardagsgedicht dat ik tijdens het feestmaal voordroeg.




Je kunt wel blijven dromen


Je kunt wel blijven dromen

van die oosterse spiegel

die wij elkaar zouden voorhouden


van voetstrelende tapijten

geknoopt door Mesopotamische meisjes -

vuuraanbidders en vliegende stieren


van wereldheersers geveld door

een nietig insect – complottheorieën

die leidden tot bermbommen.


Je kunt wel blijven staren

naar het liegen

van de geschiedenis


en blijven denken

dat de dood nooit

door jouw tuin sluipt


nooit door jouw kierende

gordijnen loert, zich altijd

laat afschrikken


door de wierook en

de vloekende kleuren waarmee

jij je onsterfelijkheid viert.


Doe maar, zet het toestel

nog maar wat harder.


©Kees Klok

zondag, augustus 28, 2011

Genieten van het verleden




Aan het eind van de middag ben ik terug gereisd vanaf Texel, waar wij een heel geslaagd familieweekeinde hadden. In een landhuis niet ver buiten Den Burg. Het weer werkte niet erg mee. Gisteren zijn we tot op ons ondergoed doorwaternat geregend tijdens een fietstocht naar de Slufter en vanmorgen werd je door de storm bijkans van je rijwiel geblazen. Toch heb ik genoten. Niet alleen vanwege het weerzien met mijn internationale familie, maar ook omdat ik als eilandbewoner graag op een ander eiland ben. Zo vertoefde ik onlangs nog met veel plezier op het Griekse Samothráki, een eiland vol geiten in plaats van schapen, met een iets beter klimaat, maar evenals Texel een wereldje op zich met een unieke sfeer.


Mijn thuiseiland, het Eiland van Dordrecht, heeft in de tweede helft van de twintigste eeuw veel van zijn unieke sfeer verloren. Vooral vanwege de ongebreidelde bouwwoede van achtereenvolgende gemeentebesturen en het daardoor uit zijn voegen groeien van de stad Dordrecht. Ik ben wel voor krimp. Terug naar de zestigduizend inwoners uit mijn jonge jaren en de bulldozer over een groot deel van die hopeloze buitenwijken, zou ik zeggen. Het is niet realistisch, dat hoeven ze mij niet te vertellen, maar er is zoveel onherstelbare schade aangericht dat je er weleens van droomt. Het doet mij nog steeds deugd, zij het met ernstige twijfels, dat de partijen die in de gemeenteraad voor het onzalige plan waren om het resterende stukje Dordtse polder ook vol te bouwen, bij de laatste verkiezingen zijn afgestraft met een historische nederlaag door de opkomst van het gezelschap Beter voor Dordt. Of wij daar veel mee opgeschoten zijn zal de tijd leren. Het voornemen van het gemeentebestuur om in het kader van de bezuinigingen het zeer populaire Wantijpop de nek om te draaien doet helaas het ergste vrezen.


We konden vanmiddag direct de boot op, de treinen van Den Helder naar Amsterdam en vandaar naar Dordrecht reden stipt op tijd en bij aankomst op het Dordtse station, dat sinds het verdwijnen van de brasserie, ondanks langdurige verbouwingen, nog steeds een kil en sfeerloos oord is, was het net even droog. Soms lacht het geluk je toe. Ik verzonk tijdens de treinreis echter in somberheid. Was het omdat je nooit zeker weet of we elkaar ooit nog wel in deze samenstelling zullen terugzien? (Mijn moeder placht in een optimistische bui te zeggen: 'Pas maar op, over een week kun je dood en begraven zijn.') Was het omdat je bij zo'n samenzijn ook altijd mensen mist? Zoals Stella, uiteraard, zoals mijn veel te jong gestorven neef uit Londen en zijn broer uit Newton-le-Willows, wiens gezondheidstoestand reizen onmogelijk maakt. Of geraakte ik in een bedrukte stemming door de uitzonderlijk botte conducteur? Ik reis veel met de trein en vaak valt mij de vriendelijkheid van conducteurs en conductrices op. Er zijn erbij die, ondanks veel onaangename reizigers en regelrechte idioten in de trein, met verve gastheer of gastvrouw namens de NS spelen. Het onbehouwen exemplaar dat vanmiddag met een schrikbarend grote mond de eerste klasse van de trein van 17.59u van Amsterdam C.S. naar Dordrecht binnen kwam denderen, viel daarbij wel erg uit de toon.


Ik weet het niet. Na een klein uurtje chagrijnen ben ik in Dordrecht uitgestapt, naar huis gelopen, heb daar een soepje gekookt, een visje gebakken en daarna de foto's van Texel in mijn computer geladen. En zie, tussen de vele wolkenvelden boven het lieflijke landschap kierden genoeg zonnestralen om mij te doen bedenken dat somberen over een onbekende toekomst zinloos is en dat de onbehouwen medemens zijn gedrag niet zal veranderen vanwege mijn kwade smoel. Ik zat, al springend van het ene plaatje naar het andere, na te genieten van de afgelopen dagen en ben van plan dat nog vaak te doen. Genieten van wat voorbij is. Ik ben niet voor niets historicus geworden.

zondag, augustus 14, 2011

Een geliefder soort Grieken


De overkoepelende vakbond van Grieks overheidspersoneel, ADEDY, dreigde onlangs met een golf van stakingen tegen de door de regering afgekondigde bezuinigingsmaatregelen en heeft daar nu aan toegevoegd dat ze eveneens van plan is de belastinginning onmogelijk te maken. Eerder zorgde een langdurige staking van taxi-chauffeurs voor flinke schade aan het toerisme en het Griekse imago in het buitenland, nu chanteert het qua inkomen, pensioenregeling en ziekenzorg toch al geprivilegieerde overheidspersoneel de regering en daarmee vooral ook de Griekse belastingbetaler met de kleine portemonnee. Die draait het meest op voor de directe de gevolgen van de crisis, die inmiddels heeft geleid tot een werkloosheid van meer dan 16%. Zo wordt ondermeer de belastingvrije voet verlaagd, waardoor ook mensen met een inkomentje van rond de 750 euro per maand aan de fiscus moeten gaan afdragen. Naast inkomstenbelasting een 'solidariteitsheffing' van enkele procenten. Tenzij de ambtenaren de daad bij het woord voegen. Dan gaat Griekenland binnen de kortste keren failliet en zijn diezelfde ambtenaren ook de klos. Het is het zoveelste geval van zichzelf in de voet schieten. Het zoveelste bewijs van de enorme verdeeldheid en het ontstellend laten voorgaan van vermeend eigenbelang in een land dat het heel hard nodig heeft dat iedereen, inclusief vakbonden en politici, eensgezind probeert een maatschappelijke ramp af te wenden. Een boodschap die niet is besteed aan de bonden en aan de oppositie, communistenleidster Aleka Papariga, met haar reptielachtige voorkomen het vleesgeworden fossiel van het stalinisme, voorop.


Het is als in een Griekse tragedie, aldus emeritus hoogleraar oude geschiedenis Fik Meijer onlangs in Met het oog op morgen. Konden de Grieken het onder de dreiging van de Perzen in de 5e eeuw v. C. nog net opbrengen om zich te verenigen en het gevaar het hoofd te bieden, de nazaten van het volk dat Europa grotendeels zijn beschaving schonk, lijken daar niet meer toe in staat. Triest, want diezelfde ruziënde Grieken hebben een buitengewoon warme, hartelijke, gastvrije kant, zijn over het algemeen keiharde werkers (de plantsoenendienst was in het parkje voor mijn huis gisteren, op zaterdag, volop aan de slag, kom daar in Nederland eens om) en brengen vele grote kunstenaars en geleerden voort, om van hun rijke muziektraditie nog niet te spreken. Zo'n volk moet orde op zaken kunnen stellen, zou je denken. Papandreou doet zijn best, maar zonder de steun van het overgrote deel van de bevolking is het nog maar zeer de vraag of de koers richting afgrond te verleggen is.


Vorige week kon ik het allemaal even niet meer aanzien. Ik ben naar Alexandroúpolis gereden over de Odos Egnatías, de nieuwe snelweg die de reistijd tot drie uur heeft bekort, maar waarlangs zich tussen Thessaloniki en de afslag Alexandroúpolis wonderlijk genoeg geen enkel benzinestation bevindt. In Alexandroúpolis ben ik op de boot gestapt naar het magische eiland Samothráki, dat in de oudheid een van de belangrijkste godsdienstige mysteriën herbergde. Daar heb een paar dagen in het groene Thermá gezeten, onder de platanen en tussen een geliefder soort Grieken dan wat het nieuws en de actualiteitenrubrieken bevolkt. Vooral jongeren, die deels afkomen op het jaarlijkse culturele festival, maar ook op de aparte sfeer van dit waterrijke en dicht beboste eiland. Ik vind er een beetje de sfeer terug van de jaren '70. Het krioelt van kleurrijke, jonge mensen die zich bezighouden met muziek, poëzie, en allerlei vormen van wat Gerard Reve groenzoeterij en bosneukerij zou noemen en op de een of andere manier voel ik me daar erg prettig tussen. Eergisteren liep ik van het paradijselijke restaurant I perivoli tou ouranou (De tuin van de hemel), even buiten het dorp, terug naar Thermá, na een prachtige avond vol rebetica. Het was rond half twee bij de thermische baden, aan het begin van het dorp, nog vol mensen. Meest jongeren, maar ook wel wat lieden van mijn licht gevorderde leeftijd. Hier en daar werd muziek gemaakt, er werd gedanst, omhelsd, gezoend, gelachen, kortom, een festival op zijn best. Ik geloof dat het deze jongeren zijn, de 'kulturiarides', creatieve studenten, jonge intellectuelen en kunstenaars, waarvan Griekenland het uiteindelijk moet hebben en niet van de egoïstische en op eigenbelang uit zijnde schreeuwlelijkerds van ADEDY en andere bonden.