De
eerste die aan het begin van de crisis al direct de deuren sloot, was
de kleine buurtsuper aan de overkant. Een winkel die nooit goed liep,
want de eigenaar was niet bepaald een zakenman. Hij verkocht nogal
wat spullen die over de houdbaarheidsdatum waren en ook vaak 'nee,'
maar hij was tot laat in de avond open. Dat was handig voor de
vergeten boodschap en voor als het bier of de wijn onverwacht op
raakten. De volgende was de groothandel in koffie en thee. Daarna
sloot de schoenmaker zijn werkplaats, maar dat had weinig met de
crisis te maken. Hij ging dood aan een enge ziekte
In
de jaren daarna greep het verval meer en meer om zich heen: het café
aan de beek, waar je op zomeravonden op het terras kon genieten van
het driftige gekwaak van de kikkers; de man die batterijen en lampen
verkocht en de timmerman in de Vassiliadesstraat; de kledingzaak van
Orfanidis. Soms kwam er een goedkope snackbar voor in de plaats, die
niet zelden weer even snel geruisloos verdween. Tot ik zelf het
Schrijfhuis en de buurt verliet. Met pijn in mijn hart, maar soms
veroorzaakt te lang aan iets vasthouden nog meer pijn.
Iedere
keer als ik naar Thessaloniki reis, vraag ik mij af of mijn stamcafé,
Loxias, nog bestaat. Ze leiden er een precair bestaan, achtervolgd
door schulden en een al dan niet afnemende klandizie, die in ieder
geval steeds minder te besteden heeft. Het is nog altijd een
schuilplaats voor de alledaagse ellende van de crisis, maar voor hoe
lang? Ik drink mijn koffie en kijk naar een paar studentes, die hard
aan het werk zijn om hun dromen te laten uitkomen. Ergens ver over de
grens, in een ongastvrij en steeds vijandiger Europa.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten