Ik
ben geen principieel vegetariër, maar wel eet ik steeds minder
vlees. Veel soorten vind ik eenvoudig niet lekker, van vetranden gruw
ik en van botten eraan lopen de rillingen over mijn rug. Nu ja, bij
wijze van spreken. Koeien vind ik mooie, menselijk nieuwsgierige
beesten, varkens charmant slim en schapen en geiten grappig. Dat
soort dieren moet je eigenlijk niet eten. Kippen zijn er voor de
eieren en bovendien barst een groot deel van de antibiotica. Toch eet
ik soms vlees. Bijvoorbeeld als ik te gast ben bij iemand die erg
zijn of haar best heeft gedaan om mij iets voor te zetten. 'Was het
maar een visje,' denk ik dan weleens, want bij mij mag het iedere dag
vrijdag zijn, met een knipoog naar Gerard Reve. Die verdomde graten
neem ik op de koop toe.
Ik
vind het geen probleem dat mensen vegetariër zijn. Ik heb wel moeite
met de dweepzucht en de zendingsdrang van sommige vegetariërs.
Mensen voor wie het vegetarisme het ware geloof is geworden, waar we
allemaal aan moeten. In die kringen vind je niet zelden ook
anti-rookterroristen en kwakzalfgevoeligen, die geloven dat je kanker
kunt genezen met een hap koenjit. Dat die ziekte toch nog voorkomt in
bijvoorbeeld Indonesië, ligt dan niet aan de koenjit, maar aan het
gebrek aan 'positiviteit' van de slachtoffers, die niet in het
wondermiddel geloven. Dat soort overtuigden is niet ver verwijderd
van het achterlijk deel der mensheid dat gelooft dat gemalen
neushoornhoorn het libido vergroot.
Het
menselijk brein is een wonderbaarlijk, maar moeilijk te doorgronden
fenomeen. De knapste vindingen tot heil van de homo sapiens komen
eruit voort. Gelukkig maar, anders had ik mijn hartstilstand niet
overleefd. Het is echter ook een labyrint met schrikwekkende krochten
en duistere nissen. Daar schuilt de achterlijkheid, de kwijlende,
zwakzinnige tweelingbroer van de verlichte mens. Net als iedere
volwassen burger heeft hij kiesrecht.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten