Zomer
1955. Ik zit voor het eerst van mijn leven op een paard. We zijn op
bezoek bij tante Pie, weduwe en zus van mijn grootmoeder, op haar
boerderij in de Mookhoek, achter 's Gravendeel. In mijn ogen toen een
wereldreis vanuit Dordrecht, nu een eenvoudig fietstochtje door de
Kiltunnel. Het meisje achter mij moet mijn achternichtje Coby zijn,
een kleindochter van tante Pie. Zij werd later heel goed in
kunstschaatsen. De arm die het paard vasthoudt, is die van Jan de
Geus, die toen al sinds mensenheugenis op de boerderij werkte. Na het
jong overlijden van haar zoon, mijn oom Jan, de vader van Coby,
verkocht tante Pie de boerderij, die altijd 'stee' werd genoemd, wat
ik als stadsjochie niet begreep. Ze ging verderop wonen, in een
huisje waarvan Jan de Geus tot op hoge leeftijd de tuin onderhield.
Hij woonde toen niet meer in de Mookhoek, maar in een bejaardenhuis
in 's Gravendeel. 'Op 's Gravendeel,' zeiden we in de familie. We
zeggen ook altijd 'op Zwijndrecht.' Jan verveelde zich naar eigen
zeggen in het tehuis en deed de tuin om wat om handen te hebben.
Soms
ging ik met mijn moeder een paar dagen op de boerderij logeren. Jan
was daar mijn grote vriend. Twee keer per dag mocht ik mee naar de
wei, waar hij de koeien ging melken. Toen ik wat ouder was, leerde
hij mij het melken, dat nog helemaal met de hand ging. Zat je op een
krukje naast zo'n enorm beest. Ik droom nog weleens van zo'n
zwiepende staart. Een andere vriend was Benno de Sint Bernhard. Een
bijzonder dier. Soms mocht ik als kleuter op zijn rug rijden, maar de
postbode durfde het erf niet op, want Benno had een enorme hekel aan
uniformen. Als het warm was had hij daar erg last van en lag hij het
liefst de hele dag ergens in de schaduw.
Erg
bang was ik van de stier. Die stond altijd op stal, aan een ketting.
Soms hoorde je hem woest snuiven en stampen. Op een dag brak hij los
en rende hij over de dijk. Ik durfde niet naar buiten, tot Jan de
Geus het hek in de wei open zette. De koeien sjokten daarna op de
automatische piloot naar de stal, met de stier er likkebaardend
achteraan. Zo werd hij weer gevangen. In de schuur, naast de stal,
stond een arrenslee, die 's winters, als het voldoende had gesneeuwd,
door het paard werd getrokken. Het paard was een ruin. Pas veel later
leerde ik wat dat woord betekende.
Foto:
archief auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten