donderdag, juni 02, 2016

Een kamer voor zichzelf




Ze hebben mij nog niet zo lang geleden in het Dordtse Albert Schweitzer Ziekenhuis weggesleept voor de poorten van Hades en in de week die ik daarna moest blijven, uitstekend verzorgd. Alle lof, mij hoor je niet klagen, maar als ik het mag zeggen, logeer ik liever in een hotel. Het best slaap ik in mijn eigen bed. Ik zal niet de enige zijn. Ook mijn vader was het liefst thuis, maar toen hij heel oud werd en zijn lichaam het liet afweten, moest hij noodgedwongen naar een verpleegtehuis. Na vierenvijftig jaar werden mijn ouders in de praktijk gescheiden, al heeft mijn moeder in de tijd daarna nooit één dag overgeslagen om mijn vader te bezoeken. Ze hadden zich niet tijdig laten inschrijven, waardoor ze geen zorgwoning konden krijgen in een instelling als het Stadswiel, waar ze wel gewoon bij elkaar hadden kunnen blijven. Om persoonlijke drama's kan de regelgeving zich niet bekommeren. Dat moesten ze begrijpen.

Er volgde een lijdensweg. Van de verpleegafdeling van het ziekenhuis moest hij naar een tijdelijke opvang in de dependance, 'lokatie Amstelwijk' (voor ons Dordtenaren gewoon Refaja, zoals ik bij 'lokatie Dordtwijk' altijd nog 'Gemeenteziekenhuis' denk). Goed verzorgd, maar het gebouw is, ook nu nog, van een kille, calvinistische troosteloosheid, die zelfs de grootste rasoptimist aan de anti-depressiva kan krijgen. Daarna moest hij tijdelijk naar een speciale afdeling in Thureborg, waar de kamers zo klein waren, dat ze zelfs ongeschikt waren voor bewoning door een kabouter. Hij keek vanuit zijn raam uit op een hospice, als hij geen zin had in de gezelschapsruimte, waar uitsluitend televisieprogramma's voor mensen met een IQ van maximaal 70 aan de orde kwamen. Uiteindelijk was er plaats in verpleegtehuis Crabbehof. Eind maart 2003 ging pa daar dood aan een niet tijdig ontdekte longontsteking. Hij verbleef, als geestelijk nog steeds scherpzinnig man, op een afdeling met vijf vrouwen in diverse stadia van dementie. 'Plaatsgebrek, meneer,' was het excuus, 'uw vader mag blij zijn dat hij een eigen kamer heeft.'

Als ik terugdenk aan die tijd, wordt het mij weer droef te moede. Ik denk er twee keer per week aan terug, wanneer ik mij in Refaja meld voor mijn hartrevalidatie. Dat is als het bezoeken van een sportschool, maar dan zonder van die bodybuild-figuren. Wat ik daar doe (lopen, fietsen en het trekken aan en stoten met allerlei gewichten) doet mij zienderogen goed. Binnen afzienbare tijd ben ik wel weer de oude. Dat is een prettig vooruitzicht. Hoe anders was dat voor pa tijdens die laatste, uitzichtloze maanden in Crabbehof. Blij als hij moest zijn met die kamer voor zichzelf.

Foto: auteur





Geen opmerkingen: