Ze
hebben mij nog niet zo lang geleden in het Dordtse Albert Schweitzer
Ziekenhuis weggesleept voor de poorten van Hades en in de week die ik
daarna moest blijven, uitstekend verzorgd. Alle lof, mij hoor je niet
klagen, maar als ik het mag zeggen, logeer ik liever in een hotel.
Het best slaap ik in mijn eigen bed. Ik zal niet de enige zijn. Ook
mijn vader was het liefst thuis, maar toen hij heel oud werd en zijn
lichaam het liet afweten, moest hij noodgedwongen naar een
verpleegtehuis. Na vierenvijftig jaar werden mijn ouders in de
praktijk gescheiden, al heeft mijn moeder in de tijd daarna nooit één
dag overgeslagen om mijn vader te bezoeken. Ze hadden zich niet
tijdig laten inschrijven, waardoor ze geen zorgwoning konden krijgen
in een instelling als het Stadswiel, waar ze wel gewoon bij elkaar
hadden kunnen blijven. Om persoonlijke drama's kan de regelgeving
zich niet bekommeren. Dat moesten ze begrijpen.
Er
volgde een lijdensweg. Van de verpleegafdeling van het ziekenhuis
moest hij naar een tijdelijke opvang in de dependance, 'lokatie
Amstelwijk' (voor ons Dordtenaren gewoon Refaja, zoals ik bij
'lokatie Dordtwijk' altijd nog 'Gemeenteziekenhuis' denk). Goed
verzorgd, maar het gebouw is, ook nu nog, van een kille,
calvinistische troosteloosheid, die zelfs de grootste rasoptimist aan
de anti-depressiva kan krijgen. Daarna moest hij tijdelijk naar een
speciale afdeling in Thureborg, waar de kamers zo klein waren, dat ze
zelfs ongeschikt waren voor bewoning door een kabouter. Hij keek
vanuit zijn raam uit op een hospice, als hij geen zin had in de
gezelschapsruimte, waar uitsluitend televisieprogramma's voor mensen
met een IQ van maximaal 70 aan de orde kwamen. Uiteindelijk was er
plaats in verpleegtehuis Crabbehof. Eind maart 2003 ging pa daar dood
aan een niet tijdig ontdekte longontsteking. Hij verbleef, als
geestelijk nog steeds scherpzinnig man, op een afdeling met vijf
vrouwen in diverse stadia van dementie. 'Plaatsgebrek, meneer,' was
het excuus, 'uw vader mag blij zijn dat hij een eigen kamer heeft.'
Als
ik terugdenk aan die tijd, wordt het mij weer droef te moede. Ik denk
er twee keer per week aan terug, wanneer ik mij in Refaja meld voor
mijn hartrevalidatie. Dat is als het bezoeken van een sportschool,
maar dan zonder van die bodybuild-figuren. Wat ik daar doe (lopen,
fietsen en het trekken aan en stoten met allerlei gewichten) doet mij
zienderogen goed. Binnen afzienbare tijd ben ik wel weer de oude. Dat
is een prettig vooruitzicht. Hoe anders was dat voor pa tijdens die
laatste, uitzichtloze maanden in Crabbehof. Blij als hij moest zijn
met die kamer voor zichzelf.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten