Als
kind heb ik zoveel op het strand gespeeld, dat het voor de rest van
mijn leven wel genoeg is. Toen vermaakten wij ons voornamelijk met
het bouwen van zandkastelen. Bij laag water. Daarna verdedigden we ze
tegen het opkomende water. Een spannende, maar immer hopeloze strijd.
Al doende werden we door de zon gebruind, iets waarvan iedereen, dus
ook onze huisarts, vond dat het uitermate gezond was. Het was de tijd
dat er onbekommerd asbest werd gebruikt. We hadden verschillende
asbestplaatjes in huis, bijvoorbeeld tussen het aanrecht en de
keukentafel, om brand te voorkomen. Ze werden zonodig keurig op maat
gezaagd door mijn opa of mijn vader. Niets ongezonds aan, net als aan
roken. Ik herinner mij de huisarts uit mijn kinderjaren niet anders
dan met een sigaret.
Als
je de leeftijd van zandkastelen bouwen ruim bent ontgroeid, is een
dagje strand eerder een dagje afzien dan een genoegen. De zon is een
brandende verschrikking, die er alleen maar op uit is om je
huidkanker te bezorgen. Comfortabel zitten is er niet bij met je kont
in het zand. Zand dat overal in en tussen kruipt. En dan zijn er nog
de andere badgasten met hun herrie, hun zonnebrand walmende lijven en
hun jengelende kinderen (ga zandkastelen bouwen, rotjong!), die
altijd te dicht bij je komen zitten. Het zijn ook altijd de mensen
die beter iets aan kunnen houden, die fanatiek uit de kleren gaan en
nooit dartelt er eens een clubje gerontofiele meisjes om je heen.
Claire
vindt dat ik overdrijf. Het is zeldzaam mooi zomerweer. Daarvan moet
je profiteren. Ze wil naar het strand, met haar jongens. Die zijn de
zandkastelen inmiddels ook ontgroeid en tuk op meisjes. Ja, meisjes
en een laag kunstgras, dat zou een strand nog een beetje dragelijk
maken. Claire zegt dat ik beter de tuin kan gaan doen.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten