John William Waterhouse - Hylas and the Nymphs (1896)
Ik
dompel mij graag onder in de negentiende eeuw, in de boeken van
Charles Dickens, van Thomas Hardy, al schreef die ook nog in de
twintigste, in de boeken van Multatuli, van P.A. Daum, om maar een
paar literatoren te noemen. Soms grijp ik de beeldende kunst aan:
Barbizon, de Haagse School, nu, in het Dordrechts Museum, Jongkind en
vrienden, of de Prerafaëlieten.
De negentiende eeuw, toen de moderne tijd pas in de kinderschoenen
stond en de grootmuilen zich nog niet op Twitter en Facebook lieten
gelden, is heilzaam voor mijn geest, maar op die van sommige anderen
heeft ze helaas een vergiftigende werking. Bijvoorbeeld op die van
mensen als een zekere Clare
Gannaway, curator van een museum in Manchester. Die heeft een
schilderij van John William Waterhouse naar de kelder verbannen om
een discussie uit te lokken over, je gelooft het niet anno 2018, hoe
om te gaan met vrouwelijk naakt in de kunst. Ik zie dat als een
poging tot censuur, een toegeven aan de dwingelandij van het totaal
uit de hand gelopen #MeToo-activisme en een uiterst gevaarlijk
precedent dat de vrije ontwikkeling van de kunst bedreigt. Het mens
zou daarom op staande voet moeten worden ontslagen.
Dat
is de zwarte kant van de negentiende eeuw: het benepen moralisme, de
ongehoorde preutsheid en de beklemmende hypocrisie. Goddank waren er
kunstenaars die zich tegen het Victoriaanse totalitarisme verzetten.
Nu schiet er ergens een haarklovende historicus kwaad van zijn
leerstoel omhoog, want de term totalitarisme is gereserveerd voor
dictaturen, maar de Victoriaanse moraal, die in door het calvinisme
besmette delen van Nederland nog steeds niet helemaal lijkt uitgeroeid,
regeerde zo dwingend het bestaan, dat ik die term toch gebruik.
Thomas Hardy ondervond dat aan den lijve, toen er na de publicatie
van Jude
the Obscure,
wellicht zijn grootste roman, zo'n storm van kritiek opstak (het boek
zou immoreel zijn), dat hij geen letter proza meer schreef en zich
nog uitsluitend aan de dichtkunst wijdde.
Foto: George Hendrik Breitner
We
moeten oppassen dat we niet terugvallen in de zwarte negentiende
eeuw. Laten we ons verheugen over de zonnige negentiende eeuw,
waaronder de nymphen van Waterhouse, de baadsters van Renoir, de
naaktfoto's van Breitner, de hoertjes van Toulouse-Lautrec en laten
we ons op de felst mogelijke manier verzetten tegen de #MeToo-fanaten
met hun talibanachtige intolerantie. Laten we en-passant ook al dat
politiek correcte gekakel in de media uiterst kritisch benaderen. Het
is in de meeste gevallen, hoe goed soms ook bedoeld, gericht op het
beperken van onze vrijheid. Het zou het Dordrechts Museum sieren als
er eens een tentoonstelling wordt gewijd aan het naakt in de kunst,
door de eeuwen heen, van de Grieken, die ons het lichtend voorbeeld
gaven, tot een kunstenaar als Aat Veldhoen. Ik zie het graag gebeuren.
Aat Veldhoen - Carmen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten