maandag, mei 24, 2021

Stenen vreten




Mijn eerste twee lagere schooljaren bracht ik door op een school waarvan het hoofd (scholen hadden in die tijd hoofden, geen directeuren en de leerkrachten heetten nog gewoon onderwijzer en onderwijzeres en in het dagelijks gebruik meester en juf) bij ons ter stede bekend stond als een geleerd man. Niet alleen omdat zijn hoofd door een ring van grijs haar werd omkranst, maar vooral omdat hij een boekje met spellingsoefeningen had gepubliceerd, grotendeels bestaande uit invuloefeningen waarbij het ging om de ij of de ei de ll of l en uiteraard de belangrijkste spellingregel van onze taal, het probleem van de d, de t of de dt.


Mijn hele schoolcarrière ben ik achtervolgd door spellingsoefeningen. Foutloos spellen was van eminent belang bij het schrijven van een sollicitatiebrief, werd ons verteld. Ik vrees dat dat nog steeds zo is. Wie 'ik wordt' schrijft is een onbekwame randdebiel, wie 'ik word' schrijft is ongetwijfeld geschikt voor een beroep als hartchirurg, advocaat of bankdirecteur. Dat ik liever geopereerd word door een dyslectische, maar bekwame arts dan door een foutloos schrijvende middelmatige dokter, speelt bij de meeste sollicitaties geen rol, althans uit wat mij zo uit de praktijk ter ore komt.

Ik hecht aan een zo correct mogelijke spelling en ben nogal wars van de voortdurende veranderingen die taalkundigen voorstellen aangaande de spelling van het Nederlands. Niet omdat een veranderende spelling zoveel problemen oplevert, maar om de eenvoudige reden dat ik in sommige opzichten een behoudend mens ben en hecht aan hoe ik het heb geleerd. Ik heb er bovendien een hekel aan dat de ene onlogica wordt vervangen door de andere (pannenkoeken voor pannekoeken, bijvoorbeeld), in de malle veronderstelling dat er ooit een 'logischer' spelling mogelijk is. Er zullen altijd inconsistenties blijven. Oudere vormen van het Nederlands, ooit Nederduits geheten, lezen niet altijd even gemakkelijk. Dat ligt mijns inziens vooral aan het woordgebruik en misschien ook aan de zinsbouw. Woorden veranderen van betekenis, sommigen verdwijnen, neologismen kondigen zich voortdurend aan en wat te zeggen van de invloed van andere talen? In de zeventiende en achttiende eeuw was de taal doorspekt met Franse termen, nu zuchten we onder de terreur van het Engels.

Vóór het vaststellen van de eerste officiële spelling van het Nederlands, in 1804, door professor Siegenbeek, spelde men maar raak. Fonetisch, afgaande op de klank van het woord. Sinds die tijd kwam er verandering op verandering en nu zitten we dus met het probleem van het paardehoofd of paardenhoofd. Voor het begrijpen van een tekst maakt het niet veel uit. Of je nu een ei of een ij eet, je begrijpt uit de context toch wel dat je geen stenen zit te vreten. 

Ik probeer in mijn boeken natuurlijk foutloos te spellen en dat mislukt, ondanks mijn vroegere ervaring als docent Nederlands en een gedegen universitaire opleiding in de geschiedkunde, altijd. Tijdens het typen is een foutje zo gemaakt en bij het nalezen van je eigen teksten kamp je met het bekende fenomeen dat men eerder leest wat men denkt dat er staat, dan wat er werkelijk staat. Ook heb je een aantal woordbeelden in je hoofd, waardoor gebeurd weleens gebeurt wordt en vice versa. Natuurlijk is het verstandig om teksten door een meelezer te laten nakijken, maar daarvoor ben ik vaak te gehaast en je wil ook niet altijd een beroep doen op een ander. 

De uitgeverij waarbij ik publiceer heeft niet de financiële mogelijkheden een corrector in dienst te nemen, ik kijk dus mijn eigen boeken na. Voor het verschijnen wel drie keer, maar toch blijft er altijd wat hangen. Dan krijg ik weleens een e-mail, altijd zuur van toon, die mij op zo'n foutje, noem het een typefout, wijst. 'Zou de schrijver de tekst daardoor niet begrepen hebben?' vraag ik mij dan af. In mijn boeken komen een paar klassiekers voor, waar ik om moet glimlachen. In En vooral: de gordijnen dicht is ergens sprake van oplaatbare batterijen en op bladzijde 183 van mijn laatste prachtboek, Van chagrijn worden de leukste gezichten lelijk (te bestellen bij de boekhandel, de uitgever of bij mij) treft u met frisse moet aan in plaats van met frisse moed. Ach, wie nooit eens een foutje maakt stuurt maar een vermanende e-mail. Als je met frisse moet niet begrijpt, tja, dan heb je pas echt een probleem.


Geen opmerkingen: