Lieve Stella,
Twintig jaar geleden waren we op Cyprus, ik voor het eerst, jij voor de tweede keer, om mee te werken aan een serie radiouitzendingen van Teleac-Not. Cyprus was een van de landen die kandidaat waren voor het EU-lidmaatschap in 2004. Jij droeg aan de uitzendingen bij als tolk, ik als historicus. Dat uit die reis mijn boek Afrodite en Europa zou ontstaan en onze lijvige bloemlezing van Cypriotische literatuur Wij wonen in een taal (grotendeels het resultaat van jouw inspanningen) lag nog verborgen in de toekomst.
De eerste dagen logeerden we in Larnaca, aan de door palmen omzoomde boulevard. Daarna verbleven we in Paphos, waar we de restanten van Romeinse villa's met fraaie mozaïekvloeren zagen. We eindigden met de radio in Nicosia. Ondertussen was zo'n beetje de hele bijzondere, maar soms ook bijzonder tragische, geschiedenis van Cyprus voorbij gekomen. Het eiland waar we volop Grieks hoorden, maar dat nooit onderdeel is geweest van de moderne Griekse staat. Ze spreken een variant van het Grieks waar ik in het begin even aan moest wennen, maar die jij als Pontische gemakkelijk kon verstaan. Het Cypriotisch en het Pontisch staan beide nog dicht bij het klassieke Grieks en zijn dus redelijk nauw aan elkaar verwant. Jij hebt daar als taalkundige weleens over geschreven.
Het sinds 1974 door de Turken bezette noorden bezochten we toen niet. Jij mocht met je Griekse paspoort de bestandslijn niet over en zonder jou wilde ik daar niet heen. De radioploeg moest het maar even zelf oplossen. Een jaar later was de bestandslijn wel open, dat had te maken met politieke ontwikkelingen die ik in Afrodite en Europa beschrijf. Toen waren we opnieuw op Cyprus, ik voor mijn boek, jij voor onze bloemlezing. Op een dag bezochten we het bezette deel van Nicosia. We stapten in een andere wereld, of liever, in een andere, nog niet verstreken tijd. Ik herinner me een winkel in tweedehands boeken waar ik op aanraden van de schrijfster Niki Marangou een gids voor Cyprus uit de jaren 1920 kocht. Ze hadden er ook schilderijtjes. Jij kocht een gezicht op Kyreneia. Het spijt me dat ik dat bij het verlaten van het Schrijfhuis, in 2015, niet heb meegenomen naar Dordrecht.
Net als jij is Niki, een geweldige steun bij het leggen van contacten voor Wij wonen in een taal, inmiddels overleden. In 2013 omgekomen bij een verkeersongeluk in El-Fajoem in Egypte, waarvan de precieze toedracht nooit helemaal duidelijk is geworden. Dat is, denk ik, een van de redenen waarom ik nog nooit een reis naar Egypte heb gemaakt, naar Alexandrië, waar ik toch graag het huis van de grote Kavafis (jij kende bijna al zijn gedichten uit het hoofd) zou willen bezoeken. Een andere reden is te vinden in mijn ervaringen in Tunesië, lang voor ik jou leerde kennen. Al die vervelende, opdringerige mensen die je bijna met geweld hun prullen wilden slijten. De kinderarbeid die we zagen bij onder meer een bezoek aan een tapijtknoperij. De gidsen die niet van de vrouwen in het gezelschap af konden blijven. Die kutkinderen die ons in een oase in de buurt van de Chott el Jerid met stenen bekogelden. De plee in dat restaurant in Gabès waar ik bijna tot mijn enkels in de ronddrijvende drollen was gestapt als ik niet beter had opgelet. Misschien is het in Egypte heel anders en vergelijk ik appels met peren. Wie weet reis ik ooit Kavafis achterna, maar voorlopig nog even niet. Ik hoorde trouwens van Hero Hokwerda, die ook in belangrijke mate bijdroeg aan Wij wonen in een taal, dat hij werkt aan een nieuwe vertaling van Kavafis, maar dit geheel terzijde.
Ik weet nog waar wij op 6 mei 2002 waren, in onze kamer in hotel Cleopatra in Nicosia, toen we hoorden dat Pim Fortuyn was vermoord. Ik had niets met Fortuyn en zijn 'gedachtengoed'. Ik vond hem een irritante provocateur met een grote bek (de typisch Nederlandse grote bek uit Mijn Nederland van Geert van Istendael), waar je toch ook wel om kon lachen als hij weer eens een politicus publiekelijk voor joker zette. Soms terecht, vaak ook niet. Wat 'onze Pim' nou eigenlijk wilde met het land, behalve zelf opzichtig rondjes dansen op het politieke toneel, is me nooit helemaal duidelijk geworden. Een gewiekste volksmenner, ja, maar verder?
Dat is allemaal geen reden om iemand dood te schieten vonden we toen en vind ik nog, maar je begrijpt dat die twintig jaar aanleiding zijn om 'de kale messias', zoals Maarten van Rossem hem noemt, weer eens postuum van stal te halen. Komt dat hele zootje opportunistische minkukels dat achter 'onze Pim' aanliep, zelden met enig positief politiek gevolg, weer voorbij op de buis, vrees ik. Tijd misschien om een poosje naar Cyprus te vertrekken.
Ik ben er na jouw overlijden nog een paar keer geweest. In 2009 voor een conferentie van Euroclio, de club van Europese geschiedenisdocenten, en voor het laatst in 2016 om een paar artikelen te schrijven voor het Griekenland Magazine. Die conferentie was georganiseerd in samenwerking met de Grieks en Turks-Cypriotische onderwijsbonden. Hij vond grotendeels plaats in het Ledra Palace hotel, hoofdkwartier van de VN-vredesmacht. Ik herinner me de eerste woorden die de voorzitter van een van de Turks-Cypriotische bonden sprak, nadat hij het gezelschap had begroet: 'Please keep in mind that we are living in occupied territory'. Ook toen al boterde het niet meer tussen een deel van de Turks-Cyprioten en hun 'beschermers'. Of die man nog vrij rondloopt, of hij nog leeft, dat weet ik niet. Wel dat onze vriend, de schrijver Mehmet Yashin, inmiddels zijn huis in bezet Nicosia heeft verruild voor een appartement in Athene, waar ik hem net voor het uitbreken van de corona-ellende heb ontmoet.
Tijdens die conferentie deden de gastheren en -vrouwen erg hun best om het de bezoekers naar de zin te maken. Overvloedige maaltijden en boeiende excursies naast de bijeenkomsten in het Ledra Palace. Zo heb ik toch een flink deel van het bezette gebied kunnen zien. Ik heb genoten van het indrukwekkende uitzicht vanaf het kasteel van Sint Hilarion, aan de strategische bergpas tussen Nicosia en Kyreneia en van de romantische pracht van de abdij van Bellapais. Ammochostos stemde minder vrolijk. Daar zagen we vanaf korte afstand het verlaten, afgegrendelde en in gestaag verval verkerende Varoshia, maar daar sprak ik ook een paar Turks-Cypriotische studenten die vurig hoopten op een hereniging van het eiland en een gezamenlijke toekomst in de EU. Hoe het verder is gegaan weten we. Alle onderhandelingen ten spijt is het er nog steeds niet van gekomen.
De tweede druk van Afrodite en Europa is bijgewerkt tot 2014. De derde druk kan ongewijzigd verschijnen. In de laatste acht jaar is er niets wezenlijk veranderd wat de 'kwestie Cyprus' betreft. Triest. Het wordt hoog tijd dat de Cyprioten, alle Cyprioten, zonder inmenging van anderen hun eigen weg kunnen bepalen. De enige keer dat hen dat was gegund was korte tijd in de veertiende eeuw, in de tijd van koning Peter I. Daar weet jij alles van, want jouw veelgeprezen vertaling van mijn boek ligt nog steeds op Cyprus en in Griekenland in de boekwinkels.
Tijdens mijn laatste bezoek had ik ook weer een ontmoeting met onze vriend Michalis Pieris, theatermaker, dichter, hoogleraar en directeur van het cultureel centrum van de universiteit. Je weet wel, dat mooie, historische pand in de Axiothea. We hebben indertijd verschillende gedichten van hem vertaald voor de bloemlezing. In 2017 ontmoette ik hem weer, in Amsterdam, bij een voorstelling van zijn studententheater. Een paar maanden geleden kwam het bericht dat hij plotseling was overleden. Een hartstilstand. Hij had minder geluk dan ik. Ik zal hem missen, evenals Niki, Fivos Stavrides en Fikret Demirağ.
In gedachten, altijd,
Kees
Thessaloniki, 24 april 2022
Foto: auteur