zondag, september 15, 2024

Teringherrie




Lieve Stella,


Wat me altijd opvalt in Griekenland is het vreselijke verkeersgedrag. Onderweg van het vliegveld naar het Voorlopig Schrijfhuis werd de taxi, die zelf ruim over de honderd reed, ingehaald door een motor waarop een knul in t-shirt en korte broek, met achterop een meisje in een flodderig zomerjurkje. Beide zonder helm. Met ruim honderdveertig per uur slalomden ze over de drukke Periferiako en raakten al spoedig uit zicht. Gisteren stoof een rood autootje in vliegende vaart over het nauwe paadje voor het huis naar de hoofdweg. Dat er niemand liep was een gelukkig toeval. Er wordt geracet, gejakkerd, door rood gereden en tegen de rijrichting ingegaan dat het een aard heeft. Ik zie het al zevenendertig jaren hoofdschuddend aan, maar het zal wel nooit veranderen, de vele, vele verkeersdoden ten spijt. Volgende week rijd ik met nichtje Eleni mee naar Kilkis om daar de familie te bezoeken. Ik houd nu al mijn hart vast.


Zo, even geklaagd. Ik werk regelmatig aan het volgende deel van mijn literair dagboek en ben nu in de zomermaanden van 1989 bij jou in Thessaloniki. Ook toen ging het al over de ergernissen van het verkeer. Weet je nog dat we die zomer met jouw Zastava Yugo 45 eerst naar Athene reden en daarna Pelion bezochten? Voor we Pelion aandeden bezochten we Arachova en Delphi. Ik heb nog steeds de poster met een foto van Miliès hangen die jij ergens kocht en later inlijstte. Ik zou graag weer eens naar Pelion gaan, maar ik moet er niet aan denken hier een auto te huren (zeker niet nu ik al ruim vier jaar geen auto heb gereden) en met het openbaar vervoer lijkt het me, met mijn rug, niet echt te doen. Dan moet ik eerst met de trein (deze week twee bijna ongelukken en de arrestatie van een machinist en een stationschef) naar Larissa, daar overstappen naar Volos en dan met een bus. Laat maar, denk ik dan, al kan ik natuurlijk ook een taxi nemen. 

Ik moet overigens niet te veel over mijn rug klagen, want met vier paracetamolletjes per dag valt een en ander goed te doen en dat alweer bijna een half jaar na de laatste behandeling in de pijnpoli. Het zou natuurlijk geweldig zijn als ik op een ochtend wakker werd en die rugwervel terug op zijn plek zou zijn geschoven, maar dat dat gebeurt is even waarschijnlijk als wanneer we iemand over water zien lopen.

Gisteren ben ik voor het eerst naar Baraka geweest, met een taxi, want ik was een beetje te lui om te lopen en bovendien doen mijn kuiten zeer van het helling op, helling af. Over een paar dagen is dat over, maar goed, taxi's zijn goedkoop dus waarom niet? In Baraka was het, op wat studenten na, rustig. Ik heb lekker zitten lezen in The Story of Russia van Orlando Figes, een boek dat eigenlijk iedere politicus zou moeten lezen om iets te begrijpen van de haat van tsaar Putin jegens het Westen. Ook wat Karel van het Reve over Rusland en de Russen schrijft, al is dat soms wat gedateerd, is verhelderend, maar wie leest in Nederland nog Karel van het Reve? 

Politici! Kees Buddingh' schrijft ergens: 'Er zijn twee soorten politici: zij die in hun leugens geloven en zij die niet in hun leugens geloven.' Ik weet niet precies meer waar het staat, maar het is niet onaardig. Onze Kees had het niet zo op politici, uitgezonderd een aantal plaatselijke. Ik heb dat ook. Jegens veel politici (al zijn er ook integere, ik ben niet van dat 'het zijn alleen maar Haagse zakkenvullers', wat dom geklets is van PVV en erger stemmers) heb ik een gezond wantrouwen, maar dat geldt veel meer voor de landelijke dan voor de Dordtse. Ik zal nooit van mijn leven VVD stemmen, maar ik vind bijvoorbeeld dat de Dordtse VVD wel een positieve rol in het stadsbestuur speelt. Ik kan met de meeste lokale VVD-raadsleden uitstekend opschieten, waardoor ik steeds weer verbaasd ben dat diezelfde partij op landelijk niveau collaboreert met de PVV, waarvan het fascistoïde gedachtengoed zonneklaar is. Zou dat komen doordat de VVD geleid wordt door een mevrouw die duidelijk wel in haar eigen leugens gelooft? 

Genoeg! Ik mijd in de kroeg zoveel mogelijk het gesprek over politiek, maar nu aanstaande dinsdag (Prinsjesdag) ons extreem-rechts gekleurde kabinet zijn eerste rampenplannen gaat aankondigen, moest ik even. Wat zullen al die mensen die rechts hebben gestemd in de hoop dat 'de zon weer gaat schijnen' op hun neus kijken. Minder Wilders, minder PVV, minder populistisch geblaat, het zou een zegen voor het land zijn.

Van Elvira, die voor ons huis zorgt, hoorde ik dat het na een paar herfstige dagen in Dordrecht ook weer een aardige dag is. Hier wordt het een graad of zesentwintig. Ideaal voor een kalme zondag. Ik zou naar Menelaos gaan, die herstelt van een operatie (nieuwe knie), maar hij liet weten vandaag met Zina naar Doxato te vertrekken. Ik denk dat ik maar rustig in mijn buurtje blijf. Lekker lezen op mijn balkon, al heb je daar wel hinder van het verkeer over de hoofdweg. In mijn dagboek uit 1989 klaag ik volop over de herrie in Thessaloniki. Ik ben er inmiddels aan gewend en tegenover het kabaal staan veel aantrekkelijke facetten van de stad, maar zo'n brullende, voorbij stormende motorfiets blijft een ergernis. Meestal mannen met een erg klein piemeltje die toch indruk willen maken, zeggen we dan in de kroeg. Ik denk dat dat best zou kunnen, want waarom anders je medemens die teringherrie aandoen? 


In gedachten, altijd,


Kees


Thessaloniki, 15 september 2024


Foto: auteur



donderdag, september 05, 2024

Akkerbouwer




Hoewel ik een geboren en getogen Dordtenaar ben en ik niet van plan ben deze stad en dit eiland ooit nog te verlaten, liggen er nogal wat wortels van mijn familie buiten de oudste stad van Holland.

Allereerst werd mijn vader geboren in Rotterdam, al stamt onze tak van de familie Klok uit het hertogdom Gelre en met name uit Nijkerk. 

Inderdaad, daar heb je tegenwoordig wolven. Mijn grootvader vertrok uit Nijkerk vanwege zijn werk. Hij was machinist bij de spoorwegen, nog op zo'n kloeke stoomlocomotief. Op een gegeven ogenblik kreeg hij als standplaats Rotterdam, waar hij in de kost ging bij een jonge weduwe met drie kinderen. Hij trouwde die weduwe en kreeg met haar mijn vader. Mijn oma, Sophia Groeneweg had rood haar en werd daarom 'rooie Fie' genoemd. Dat heeft helemaal niets met dit verhaal te maken, maar voordat ik grijze haren kreeg, zaten er heel wat sporen rood in mijn baard, hoewel ik verder het melkboerenhondenhaar heb van de kant van mijn moeders familie.

Aan die kant van de familie heb ik een grootmoeder Magcheltje Rijkhoek die werd geboren in 's Gravendeel (een voorvader was er ooit schout) en een overgrootmoeder die het levenslicht zag in wat tot 1971 Dubbeldam was. Anna Recourt was haar achternaam. In de familie ging het verhaal dat we vanwege die naam af zouden stammen van Hugenoten, maar het bleek lage Waalse adel uit de buurt van Luik (donc nous ne sommes pas de la rue !).

Door het toeval dat mijn grootvader aan moeders zijde tijdens de Eerste Wereldoorlog de neutraliteit van het vaderland moest handhaven, kwam mijn oma terecht in een huis op het erf van de vlasserij van haar vader aan de Schenkeldijk, gemeente 's Gravendeel. Daardoor heeft mijn oer-Dordtse moeder als geboorteplaats 's Gravendeel, een plaats waarvan mijn grootvader mij als kind vertelde dat de mensen er 'op verrekes' reden. Deze grootvader was, voor hij melkboer en grutter werd, zeeman. Ik heb het dus wel met mijn opa's getroffen. Zij spraken als kind zeer tot mijn verbeelding en ik voel me nog steeds schuldig dat ik het pijp- en sigarenroken eraan gegeven heb, maar ik ben naar beide vernoemd, dus hopelijk komt het in het hiernamaals toch weer goed.

In de 's Gravendeelse tak van de familie bevonden zich enkele ooms die landbouw bedreven. Als kind ging ik regelmatig op de diverse boerderijen in Strijensas, Mookhoek of Zuid-Beijerland logeren. Ik vond boer worden ook wel wat en reed op mijn veertiende al vlot tractor, al mocht ik tot mijn zestiende daarmee wel het land, maar niet de weg op. Toen ik studeerde ging ik in de zomer nog weleens helpen met oogsten. Dan reed je met tractor en kar naast de combine, die via een slurf die kar volstortte met graan, waarna je fluks koers zetten naar de dichtstbijzijnde silo om te lossen.

Tenslotte ben ik schoolmeester gewordenen en daarna onderzoeker, schrijver, vertaler en sinds enkele jaren stadsgids, maar mijn sympathie voor het akkerbouwbedrijf ben ik nooit kwijtgeraakt.


Foto: archief auteur