donderdag, september 24, 2009

Pijnstiller


Het is zo'n dag dat je voortdurend gestoord wordt en lastiggevallen. De postbode met een pakket voor de buren, die niet thuis zijn. Een paar kinderen, of ik kinderpostzegels wil. Natuurlijk. Ik heb ze zelf ooit als kind verkocht en het zijn aardige, beleefde meisjes. Vast uit een andere buurt, wat blijkt als ik het formulier invul en de naam van een school zie aan de andere kant van de stad. Tenslotte een gladde kletser die mij van energiemaatschappij wil laten veranderen. Ik poeier hem af. Ik heb nog nooit problemen met mijn energiemaatschappij gehad en toen ooit de meterkast op tilt sloeg waren ze er als de kippen bij om mij midden in het weekeinde weer aan stroom te helpen. Nutsbedrijven en ziektekostenverzekeringen moeten weer in handen van de overheid komen, vind ik. Privatisering betekent vooral mensen met verkooppraatjes, waar je niet op zit te wachten, aan de deur en aan de telefoon. Wie denkt dat ik na jarenlange goede ervaringen met een leverancier of verzekering voor een handvol euro's twijfelachtig voordeel ga veranderen, is niet goed snik. Zolang de service goed blijft, blijf ik zitten waar ik zit. De enige onmiddellijke verandering die ik mij voorlopig kan indenken, is als de kabelmaatschappij BBC-2 van de kabel haalt ten behoeve van zoveelste achterlijke, commerciële muziekzender. Daar is weleens sprake van geweest, maar dan staat er dezelfde dag nog een schotel op het dak. Hoeft meteen de computer niet meer aan als ik naar het Griekse of Cypriotische nieuws wil kijken.


Het is, maar dat zal toeval zijn, ook de eerste dag sinds weken dat het buiten grauw en somber is. Er hangt een saaie wolkenlucht boven de stad, als aankondiging dat de herfst is begonnen. Het seizoen van verval, de opmaat naar de winter, het seizoen van de dood. Persephone is onderweg naar haar gemaal in de onderwereld en al zijn herfstkleuren vaak prachtig, we worden er desondanks aan herinnerd dat we onverbiddelijk op weg zijn naar het einde. Ik pleeg mijn leerlingen weleens op te vrolijken door aan het einde van een lesuur te zeggen: 'Zo jongelui, we zijn weer vijftig minuten dichter bij het ogenblik van onze dood.' Sommigen lachen erom, die zijn nog in het stadium dat alleen oude mensen dood gaan en een leraar van achtenvijftig is voor een brugklasser van twaalf, drie jaar jonger dan mijn automobiel, ongelooflijk oud. Nog net geen fossiel, misschien, maar dubbel en dwars ouder dan opa. Ze kijken er dan ook niet van op als ik ze vertel dat dit mijn laatste jaar is, omdat ik mijzelf in 2010 zeer vervroegd pensioneer. Tenminste, als ik de winter doorkom en uit de dode hoek van het vrachtverkeer weet te blijven. Achterachterneef Hans schijnt tegenwoordig precies te weten hoe dat moet. Jammer dat we weinig contact hebben met afgelegen delen van de familie. Hoewel, dan zou ik ook bij de dominee van Urk op verjaarsvisite moeten gaan en ik weet niet hoe dat af zou lopen.


Ik begeef mij de tuin in, waar nog wonderbaarlijk veel staat te bloeien. Hoe het allemaal heet, weet ik niet. Ik heb dat in sommige kringen zo bewonderde onderwijs van voor de Mammoetwet genoten, althans in de eerste vier jaar van de middelbare school. Biologie werd onderwezen door een kapitein b.d. van het KNIL, die ons urenlang onderhield over Indië en de Jappen (waarbij hij soms zijn overhemd losknoopte om zijn oorlogsverwondingen te laten zien), maar wat zijn vak betreft niet veel verder kwam dan het menselijk geraamte, waarvan wij braaf alle bestanddelen uit het hoofd leerden, om de meeste vervolgens even braaf weer te vergeten. Wel wekte hij mijn interesse voor de Gordel van Smaragd, samen met een kinderboek dat ik ooit las en waarvan ik mij al tientallen jaren de titel probeer te herinneren. Een boek dat speelde in Indië en waarin een donkerharige, bruinogige prinses voorkwam. Sindsdien is dat het soort vrouw waarop ik val. Mijn eerste meisje, een schoonheid uit Wales, met platinazwart haar, was zo'n type, evenals mijn grote liefde. Stella kwam weliswaar niet uit Indië, maar de familie heeft haar wortels in het Pontusgebergte in Klein-Azië, toch behoorlijk oosters, en koestert nog steeds een melancholiek verlangen naar het paradijs waaruit zij in 1923 werd verdreven.


Een van de bloemen die ik wel herken, is de dahlia. Die plantten we voor het eerst in het jaar dat Stella's fatale ziekte zich openbaarde. Dat geeft me een dubbel gevoel. Ik kan hem nooit meer zien bloeien zonder te denken aan die dag dat ze terugkwam na een boodschap met een vreemde pijn in haar buik. Het duurde nog even voor we er mee naar de dokter gingen, wij zijn nogal van een pijntje gaat meestal vanzelf wel weer over. Dit bleek echter zo serieus dat zij op tweede kerstdag overleed. De bloem is ontroerend mooi. Ze geeft het seizoen van het sterven een warme, zelfs wat bemoedigende gloed. Zoiets als een pijnstiller, of een stevige borrel die je de wereld om je heen even doet vergeten. Ik moet denken aan volgend jaar, wanneer ik niet meer door de tijd aan deze plek zal zijn gebonden. Mijn gedachten dwalen af naar reizen naar het oosten, de Pontus, de Gordel van Smaragd. Naar Orpheus op zoek naar zijn Euridice.


1 opmerking:

Bart Damen zei

Er gaat niets boven oriëntaalse schoonheden. Ik gebruik het woord oriëntaals omdat 'oosters' tegenwoordig zo'n populaire nasmaak heeft.

De herfst is een periode, meer dan de winter, waarin het kleine geluk niet meer kan rekenen op steun van de zon. Je moet het zelf doen. Ik ervaar dat elk jaar weer als een spiegel om mijzelf voor te houden. Het is heerlijk om de melancholiek toe te laten, dat moet haast wel voor een dichtersziel, doch kan ik me voorstellen dat noodlottige ervaringen het tot een zeer wrange 'state of mind' maken waarbij de grens met het miserabele vervaarlijk dun is.