Gisteren nam ik de trein naar Haarlem om daar de kerstbijeenkomst van de Haarlem Branche van de Dickens Fellowship, mede opgericht door Godfried Bomans, bij te wonen. In de herensociëteit Trou Moet Blijcken in de Grote Houtstraat. Dat zou Dordrecht ook moeten hebben, zo'n waardige herensociëteit in een kapitaal pand, met een geschiedenis die teruggaat tot de tijd van de Rederijkers. Misschien moet sociëteit De Vrijheid weer eens nieuw leven worden ingeblazen, maar dan niet als een verkapte zuipclub, zoals in de jaren zeventig, maar als een waardig gezelschap dat zich bezighoudt met kunst, cultuur en ander vermaak van niveau, in een passende omgeving. En ach, ik ben de beroerdste niet, er mag best weleens een dame binnen, maar dan als introducé. De rookkamer, waar de heren een pijp of een sigaar kunnen opsteken (aan plat sigaretten en shag roken wordt natuurlijk niet gedaan), neemt uiteraard een centrale plaats in. Niet in Trou Moet Blijcken, daar wordt niet gerookt bij mijn weten en licht tot mijn ongenoegen, maar in de Dordtsche Heerensociëteit De Vrijheid.
Aan het eind van de middag vervoegde ik mij bij Trou Moet Blijcken, waar zich een groot gezelschap Dickensians, ook volop dames, had verzameld. De traditionele lezing werd gehouden door Claire Tomalin, de Engelse journalist en schrijfster wiens biografie Charles Dickens. A Life, onlangs verscheen. Een kloek boekwerk van zo'n zeshonderd pagina's, dat in Engeland niet alom, maar toch vooral, jubelende kritieken oogst. Tomalin aanhoren was een groot genoegen. Wie wil weten waarom moet lid worden van de Haarlem Branche van de Dickens Fellowship (aanmelden via http://home.planet.nl/~aadel). Dat houdt automatisch een abonnement in op het onvolprezen tijdschrift The Dutch Dickensian, onder redactie van Guus de Landtsheer, in Dordrecht niet geheel onbekend als oud-docent geschiedenis aan het Stedelijk Dalton Lyceum. In de volgende Dutch Dickensian is Tomalins lezing te vinden, evenals veel ander boeiend materiaal over Dickens, de schrijver die in Nederland tegenwoordig vooral bekendheid lijkt te genieten als inspirator van allerlei kerstmarkten en festivals, zoals dit weekeinde in Deventer. Aan het einde van haar verhaal merkte Tomalin op dat dit soort evenementen weliswaar door Dickens geïnspireerd lijkt, maar dat het eigenlijk allemaal bitter weinig te maken heeft met de gedachten die Dickens in zijn werk wilde uitdragen.
In zijn boeken, geschreven in een superieure stijl, vaak met humor, even vaak met bijtende satire, maar nog zo fris en toegankelijk dat menig eigentijds schrijver er een voorbeeld aan kan nemen, gaat het Dickens toch vooral om zaken als de maatschappelijke misstanden in zijn tijd, veroorzaakt door de gevolgen van de Industriële Revolutie en het ongebreidelde, niet aan banden gelegde, kapitalisme. Om de vele misstanden in het onderwijs in Engeland, om de verachting bij rijken en politici voor de armen, of om de wrede behandeling van arme wezen, gevallen vrouwen en andere maatschappelijk in de verdrukking geraakte medemensen. Dat is even wat anders dan in een verondersteld negentiende eeuws kostuum over een kerstmarkt paraderen. Daar is op zich niets tegen, gezelligheid troef en de middenstand moet de overtollige voorraad sokken en lingerie ook kwijt, ik weet het, maar dat is wel een grove karikatuur van Dickens. Het zou mooi zijn als er op zo'n kerstmarkt eens een Londense achterbuurt uit pakweg 1830 wordt nagebouwd, compleet met bedelaars, zwervers, zakkenrollers en de herrie en de stank die er toen moet hebben geheerst. Zakkenrollers zijn er nog zat op kerstmarkten, van het andere zal niet veel komen, vrees ik.
Na de lezing hebben wij de avond beëindigd met een diner in Dickensiaanse stijl. Dat betekent: goed eten en drinken en flonkerende tafelredes. Dat is géén karikatuur van Dickens, want hoezeer hij zich het lot van de armen en verdrukten aantrok en hoeveel geld en energie hij ook besteedde aan liefdadigheid (hij richtte ondermeer samen met Ms. Coutts, telg uit een puissant rijk bankiersgeslacht, een opvanghuis voor 'gevallen vrouwen en meisjes' op, Urania Cottage in Shepherd's Bush), hij was verzot op goed eten en drinken en dat het liefst in gezelschap van goede vrienden, zoals de schrijver John Forster (zijn latere biograaf), de historicus Thomas Carlyle en de schrijver Wilkie Collins. Zo'n gezelschap dat uitstekend zou passen in de Dordtsche Heerensociëteit De Vrijheid. Wie weet komt het er nog eens van.
1 opmerking:
Verhip, ook hier huist u. Doe de groeten aan mijnheer De Landtsheer. Was toch een toffe peer op het gerenomeerde SDL. Mooi stukje (complimentje) en succes met de nieuwe, oude sociëteit!
Proost
Een reactie posten