Iemand schrijft mij bezwaar te maken tegen de zinsnede 'daar is het niet van gekomen.' Het zou 'dat is er niet van gekomen,' moeten zijn. Ik weet het niet. Ik ben historicus, geen taalkundige. Formeel heeft de man wellicht gelijk. Het ging om iemand die op de hei wilde gaan wonen, maar dat nooit heeft gedaan. Dat deed hij niet. Niet daar deed hij niet. Toch klinkt 'daar is het niet van gekomen' mij even correct in de oren. Dat komt omdat de taal voortdurend in beweging is en steeds verandert. Als een foutieve constructie gemeengoed wordt, dan wordt zij op een gegeven ogenblik correct. Je leert je taal door de mensen in je omgeving na te praten. Dat kopieergedrag raakt de mens nooit kwijt. Het is de basis van modieus taalgebruik en van de onstuitbare veranderlijkheid van de taal. Veranderingen zijn ook hier niet altijd verbeteringen. Soms wordt de taal er wolliger, onduidelijker, in mijn ogen ondoordachter en niet altijd mooier door.
Ik ben geen taalpurist en ik verwerp niet per definitie iedere verandering, maar dat mal jargon (iets 'communiceren'), contaminaties (iemand 'inhuren' of informatie 'aanleveren'), verbasteringen uit andere talen (inschatten), modieus gekakel ('het kan toch niet zo zijn dat...') of foutieve woordbetekenissen (de zaak is helder) populariteit genieten, vind ik jammer. Ik schaam mij regelmatig plaatsvervangend voor de schaapachtigheid van iemand die ik kromtaal hoor gebruiken als: 'Ik heb aangegeven dat ik liever iets anders ga doen.' Ik lees regelmatig literair bedoelde manuscripten. Wordt daarin aangeleverd naar iemand toe die dat communiceert en met een ander doorexcerceert en vervolgens inschat dat helder is wat er moet worden gedaan om de tragische heldin toch best wel een stuk levensblijheid te laten invoelen, dan leg ik zulke huisvlijt als hopeloos terzijde.
Verder dan zelf zoveel mogelijk rommeltaal vermijden, ga ik niet. Mijn vader wilde in zijn cursiefjes nog weleens tegen de bierkaai ten strijde trekken. Ik ben berustender. Ik heb lange tijd leerlingen gecorrigeerd die zeiden: 'Meneer ik heb mijn boek niet bij.' 'Ik heb mijn boek niet bij mij, jonge vriend.' Tot ik het ook begon te horen in de lerarenkamer. Laat maar, dacht ik, al hoop ik dat ze mij nooit zullen betrappen op 'ik heb mijn huissleutels niet bij.' Vroeger waren wij weinig beter. We gebruikten om het hardst 'weet je wel' als stoplap en 'te gek.' Er waren in die tijd zelfs doorgedraaide heethoofden die een fonetische spelling bepleitten, maar nu dwaal ik af, want taal en spelling zijn twee geheel verschillende zaken. Het behoeft geen betoog dat ik een voorkeur heb voor de spelling van voor 1997. Als ik meer verstand had van naamvallen, zou ik die van voor 1948 mieters vinden, maar dit alles terzijde.
Het is even zinloos om je tegen het bestaan van regen te verzetten als tegen het veranderen van de taal. Dat betekent niet dat je moet nalaten je dak te repareren en de hemelwaterafvoer goed te regelen. Napraten doen we allemaal, maar het is zaak je hoofd erbij te houden en het niet klakkeloos te doen. Ik gebruik nog altijd duidelijk in plaats van helder omdat ik geen suf schaap in een kudde wil zijn. Daarom ga ik ook nog eens nadenken over 'daar is het niet van gekomen.'
1 opmerking:
hallo Kees, doordat je op deze manier je ding doet weet je op enthousiasmerende wijze hier toch weer een stukje taalbewustzijn te creeeren, zeg maar.
groetjes, Bettina
Een reactie posten