zaterdag, april 21, 2012

Skyros (3)


Een auto gehuurd en daarmee op zoek gegaan naar het graf van Rupert Brooke (1887-1915). De dichter die overleed aan boord van een Brits transportschip dat in de Baai van Tris Boukes, aan de zuidkust van Skyros, lag te wachten op orders om naar de Dardanellen te varen. Hij werd begraven in een nabije olijfgaarde. Eerst besloot ik echter het noordelijke deel van Skyros te doorkruisen, bosrijk en vruchtbaar, in tegenstelling tot de zuidelijke helft, die droger en steniger is. Uiteraard reed ik bij de eerste de beste afslag verkeerd, maar daardoor kwam ik wel langs de fraaie stranden van Molos en Grismata. Terugrijdend had ik verrassend zicht op het hoog tegen een rots gebouwde, je zou haast zeggen, geplakte, Skyros-stad. Toen ik voor de zekerheid bij een afslag de weg vroeg, zag ik achter mij het richtingbord. Het zou handig zijn om vanuit beide richtingen zo'n bord te hebben, maar een wat haperende bewegwijzering is niet ongewoon in Griekenland. In oktober nog heb ik dorstig moeten zoeken naar de weg naar Lakouda, waar mijn wijnmakende neef Yiannis woont, omdat daar ook het bord maar vanuit één richting te zien was. Gelukkig is er meestal wel een behulpzame Griek in de buurt om je naar het rechte pad te leiden.


Na het vliegveld boog ik af naar het westen en uiteindelijk naar het zuiden, richting Atsitsa, door een gebied met volop pijnbossen. Een paar keer stopte ik om te filmen of foto's te maken. Diepe stilte, die nu en dan werd onderbroken door het zachte getinkel van de bellen van geiten of schapen in de verte. Ik hoopte een paar van de beroemde pony's van Skyros te zien, die in de wintermaanden vrij over het eiland zwerven, zo vertelde Nikos. In het voorjaar, tegen mei, als ze geen water meer vinden in de bergen, komen ze naar de kust. Iedereen weet van wie welke pony's zijn, ik neem aan dat ze een merkteken dragen. Wordt een pony gezien, dan belt men de eigenaar, die het beest komt vangen en het de rest van de zomer in de wei zet. Vroeger werden ze in de zomermaanden ingezet in de landbouw, maar daar zijn ze door machines vervangen. Tot voor kort verstrekte de regering een kleine subsidie aan ponyhouders, maar ook dat geld is door de crisis verdampt, daarom gaan ze in de loop van de herfst weer de bergen in. Ik zag geiten en schapen, maar slechts één pony, keurig aan de leiband op een erf nabij Atsitsa. Daar dacht ik koffie te drinken, maar door het vroege seizoen was er nog niets open. Het plaatsje bestaat trouwens maar uit enkele huizen, aan een schilderachtige baai.

Autorijden is niet mijn grootste liefhebberij, vooral vanwege de medeweggebruikers, maar op Skyros is weinig verkeer. Toch lukte het mij bijna om een aanrijding te veroorzaken, toen ik voor het hotel in Aspous wilde keren. Ik zag de groenteboer over het hoofd, maar hij mij gelukkig niet. Ik was net terug van de mooie, maar ijzingwekkende rit langs de westkust en door de bergen van Atsitsa, via Ag. Fokas (waar ik weer verkeerd reed, toen ik de keuze had rechtdoor of rechtsaf, maar ook hier toevallig weer een vriendelijke Skyriaan met raad) en Pefkos naar Linaria, de haven. Net toen ik er aan de koffie zat legde de veerboot uit Kymi aan. Langs de nauwe, bochtige weg, waarin af een toe een akelige kuil, liepen diepe ravijnen. Ik heb flink last van hoogtevrees, maar als je in het spel betrokken raakt, moet je meespelen. Ik heb mij met het zweet in de handen over mijn angst heen gezet en werd beloond met indrukwekkende vergezichten, tot aan de besneeuwde bergtoppen van Evia toe. Vanuit Linaria, met zijn kleurrijke vissersschepen, teruggereden naar het hotel om even op adem te komen.


Na het bijna-ongeval met de groenteboer koers gezet naar het zuiden. Eerst langs een baai met glashelder water. Aan de noordkant heet het de Baai van Kalamnitsa en aan de zuidkant de Baai van Kolybada. Gestopt bij een bron die Nyphi wordt genoemd, een verwijzing naar de mythologische nimfen. Er zouden er nogal wat op het eiland hebben gewoond. De bekendste is de zeenimf Thetis, die haar zoon Achilles verborg op Skyros, waar hij uiteindelijk door Odysseus werd gevonden en overgehaald om tegen Troje ten strijde te trekken. Volgens de overlevering vertrok hij met zijn schip uit de zonovergoten baai waarop ik vanuit mijn kamer zicht heb. Het hotel heet ook niet voor niets Achilleion. Van lieverlee werd het landschap minder groen en rotsiger. Hoe zuidelijker ik kwam, hoe nauwer de weg en hoe dieper weer de ravijnen. Uiteindelijk kwam ik bij een kruispunt, waar ik opnieuw de keuze had rechtdoor of rechtsaf. Er stond een hokje van de gemeente, met dezelfde kaart die ik bij mij had. Niets over Brooke. Wel een bord naar rechts met 'marinebasis.' Ik had moeten bedenken dat dat de Baai van Tris Boukes was, maar ik ging rechtdoor, door een almaar steenwoestijnachtiger wordend landschap, over een weg die steeds meer leek op een geitenpad. Geiten, die waren er nog wel, maar nergens een reddende Griek. Uiteindelijk besloot ik te keren, op het breedste punt van het pad, met aan een kant een rotswand en aan de andere een gapend ravijn. Ik zal er vannacht ongetwijfeld nachtmerries van krijgen.



Bij de marinebasis wees een aardige schildwacht mij de richting. 'Een eindje terug, meneer, is een pad naar beneden, dat gaat naar het graf van Brooke.' Ik heb de hele weg afgezocht en allerlei bosjes olijfbomen gezien, maar een pad kon ik niet vinden. Misschien heeft er ooit weleens een bordje gestaan, maar daarvan was niets meer te bespeuren. Alleen het rotsachtige gebied ingaan, ook al had ik wandelstok en bergschoenen bij mij, vond ik te riskant. Wie vindt je als je uitglijdt en een been breekt? Ik moet vlakbij het graf zijn geweest, maar ik besloot de pelgrimstocht de pelgrimstocht te laten. Ik was tenslotte al een heel eind gekomen voor iemand die zelfs op een rechte weg nog verkeerd kan rijden.

Geen opmerkingen: