Een auto
gehuurd en daarmee op zoek gegaan naar het graf van Rupert Brooke
(1887-1915). De dichter die overleed aan boord van een Brits
transportschip dat in de Baai van Tris Boukes, aan de zuidkust van
Skyros, lag te wachten op orders om naar de Dardanellen te varen. Hij
werd begraven in een nabije olijfgaarde. Eerst besloot ik echter het
noordelijke deel van Skyros te doorkruisen, bosrijk en vruchtbaar, in
tegenstelling tot de zuidelijke helft, die droger en steniger is.
Uiteraard reed ik bij de eerste de beste afslag verkeerd, maar
daardoor kwam ik wel langs de fraaie stranden van Molos en Grismata.
Terugrijdend had ik verrassend zicht op het hoog tegen een rots
gebouwde, je zou haast zeggen, geplakte, Skyros-stad. Toen ik voor de
zekerheid bij een afslag de weg vroeg, zag ik achter mij het
richtingbord. Het zou handig zijn om vanuit beide richtingen zo'n
bord te hebben, maar een wat haperende bewegwijzering is niet
ongewoon in Griekenland. In oktober nog heb ik dorstig moeten zoeken
naar de weg naar Lakouda, waar mijn wijnmakende neef Yiannis woont,
omdat daar ook het bord maar vanuit één
richting te zien was. Gelukkig is er meestal wel een behulpzame Griek
in de buurt om je naar het rechte pad te leiden.
Na het
vliegveld boog ik af naar het westen en uiteindelijk naar het zuiden,
richting Atsitsa, door een gebied met volop pijnbossen. Een paar keer
stopte ik om te filmen of foto's te maken. Diepe stilte, die nu en
dan werd onderbroken door het zachte getinkel van de bellen van
geiten of schapen in de verte. Ik hoopte een paar van de beroemde
pony's van Skyros te zien, die in de wintermaanden vrij over het
eiland zwerven, zo vertelde Nikos. In het voorjaar, tegen mei, als ze
geen water meer vinden in de bergen, komen ze naar de kust. Iedereen
weet van wie welke pony's zijn, ik neem aan dat ze een merkteken
dragen. Wordt een pony gezien, dan belt men de eigenaar, die het
beest komt vangen en het de rest van de zomer in de wei zet. Vroeger
werden ze in de zomermaanden ingezet in de landbouw, maar daar zijn
ze door machines vervangen. Tot voor kort verstrekte de regering een
kleine subsidie aan ponyhouders, maar ook dat geld is door de crisis
verdampt, daarom gaan ze in de loop van de herfst weer de bergen in.
Ik zag geiten en schapen, maar slechts één
pony, keurig aan de leiband op een erf nabij Atsitsa. Daar dacht ik
koffie te drinken, maar door het vroege seizoen was er nog niets
open. Het plaatsje bestaat trouwens maar uit enkele huizen, aan een
schilderachtige baai.
Autorijden
is niet mijn grootste liefhebberij, vooral vanwege de
medeweggebruikers, maar op Skyros is weinig verkeer. Toch lukte het
mij bijna om een aanrijding te veroorzaken, toen ik voor het hotel in
Aspous wilde keren. Ik zag de groenteboer over het hoofd, maar hij
mij gelukkig niet. Ik was net terug van de mooie, maar ijzingwekkende
rit langs de westkust en door de bergen van Atsitsa, via Ag. Fokas
(waar ik weer verkeerd reed, toen ik de keuze had rechtdoor of
rechtsaf, maar ook hier toevallig weer een vriendelijke Skyriaan met
raad) en Pefkos naar Linaria, de haven. Net toen ik er aan de koffie
zat legde de veerboot uit Kymi aan. Langs de nauwe, bochtige weg,
waarin af een toe een akelige kuil, liepen diepe ravijnen. Ik heb
flink last van hoogtevrees, maar als je in het spel betrokken raakt,
moet je meespelen. Ik heb mij met het zweet in de handen over mijn
angst heen gezet en werd beloond met indrukwekkende vergezichten, tot
aan de besneeuwde bergtoppen van Evia toe. Vanuit Linaria, met zijn
kleurrijke vissersschepen, teruggereden naar het hotel om even op
adem te komen.
Na
het bijna-ongeval met de groenteboer koers gezet naar het zuiden.
Eerst langs een baai met glashelder water. Aan de noordkant heet het
de Baai van Kalamnitsa en aan de zuidkant de Baai van Kolybada.
Gestopt bij een bron die Nyphi wordt genoemd, een verwijzing naar de
mythologische nimfen. Er zouden er nogal wat op het eiland hebben
gewoond. De bekendste is de zeenimf Thetis, die haar zoon Achilles
verborg op Skyros, waar hij uiteindelijk door Odysseus werd gevonden
en overgehaald om tegen Troje ten strijde te trekken. Volgens de
overlevering vertrok hij met zijn schip uit de zonovergoten baai
waarop ik vanuit mijn kamer zicht heb. Het hotel heet ook niet voor
niets Achilleion. Van lieverlee werd het landschap minder groen en
rotsiger. Hoe zuidelijker ik kwam, hoe nauwer de weg en hoe dieper
weer de ravijnen. Uiteindelijk kwam ik bij een kruispunt, waar ik
opnieuw de keuze had rechtdoor of rechtsaf. Er stond een hokje van de
gemeente, met dezelfde kaart die ik bij mij had. Niets over Brooke.
Wel een bord naar rechts met 'marinebasis.' Ik had moeten bedenken
dat dat de Baai van Tris Boukes was, maar ik ging rechtdoor, door een
almaar steenwoestijnachtiger wordend landschap, over een weg die
steeds meer leek op een geitenpad. Geiten, die waren er nog wel, maar
nergens een reddende Griek. Uiteindelijk besloot ik te keren, op het
breedste punt van het pad, met aan een kant een rotswand en aan de
andere een gapend ravijn. Ik zal er vannacht ongetwijfeld
nachtmerries van krijgen.
Bij
de marinebasis wees een aardige schildwacht mij de richting. 'Een
eindje terug, meneer, is een pad naar beneden, dat gaat naar het graf
van Brooke.' Ik heb de hele weg afgezocht en allerlei bosjes
olijfbomen gezien, maar een pad kon ik niet vinden. Misschien heeft
er ooit weleens een bordje gestaan, maar daarvan was niets meer te
bespeuren. Alleen het rotsachtige gebied ingaan, ook al had ik
wandelstok en bergschoenen bij mij, vond ik te riskant. Wie vindt je
als je uitglijdt en een been breekt? Ik moet vlakbij het graf zijn
geweest, maar ik besloot de pelgrimstocht de pelgrimstocht te laten.
Ik was tenslotte al een heel eind gekomen voor iemand die zelfs op
een rechte weg nog verkeerd kan rijden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten